Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. bekvechten:


Dutch

Detailed Translations for bekvechten from Dutch to German

bekvechten:

bekvechten verbe (bekvecht, bekvechtte, bekvechtten, gebekvecht)

  1. bekvechten (ruzieën; twisten; hakketakken; bakkeleien)
    sich streiten; sich sanken
    • sich streiten verbe (streite mich, streitest dich, streitet sich, stritt sich, strittet euch, sich gestritten)
    • sich sanken verbe

Conjugations for bekvechten:

o.t.t.
  1. bekvecht
  2. bekvecht
  3. bekvecht
  4. bekvechten
  5. bekvechten
  6. bekvechten
o.v.t.
  1. bekvechtte
  2. bekvechtte
  3. bekvechtte
  4. bekvechtten
  5. bekvechtten
  6. bekvechtten
v.t.t.
  1. heb gebekvecht
  2. hebt gebekvecht
  3. heeft gebekvecht
  4. hebben gebekvecht
  5. hebben gebekvecht
  6. hebben gebekvecht
v.v.t.
  1. had gebekvecht
  2. had gebekvecht
  3. had gebekvecht
  4. hadden gebekvecht
  5. hadden gebekvecht
  6. hadden gebekvecht
o.t.t.t.
  1. zal bekvechten
  2. zult bekvechten
  3. zal bekvechten
  4. zullen bekvechten
  5. zullen bekvechten
  6. zullen bekvechten
o.v.t.t.
  1. zou bekvechten
  2. zou bekvechten
  3. zou bekvechten
  4. zouden bekvechten
  5. zouden bekvechten
  6. zouden bekvechten
diversen
  1. bekvecht!
  2. bekvecht!
  3. gebekvecht
  4. bekvechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bekvechten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
sich sanken bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten
sich streiten bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten