Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. belichamen:


Dutch

Detailed Translations for belichamen from Dutch to German

belichamen:

belichamen verbe (belichaam, belichaamt, belichaamde, belichaamden, belichaamd)

  1. belichamen (verpersoonlijken)
    verkörpern; personifizieren
    • verkörpern verbe (verkörpere, verkörperst, verkörpert, verkörperte, verkörpertet, verkörpert)
    • personifizieren verbe (personifiziere, personifizierst, personifiziert, personifizierte, personifiziertet, personifiziert)

Conjugations for belichamen:

o.t.t.
  1. belichaam
  2. belichaamt
  3. belichaamt
  4. belichamen
  5. belichamen
  6. belichamen
o.v.t.
  1. belichaamde
  2. belichaamde
  3. belichaamde
  4. belichaamden
  5. belichaamden
  6. belichaamden
v.t.t.
  1. heb belichaamd
  2. hebt belichaamd
  3. heeft belichaamd
  4. hebben belichaamd
  5. hebben belichaamd
  6. hebben belichaamd
v.v.t.
  1. had belichaamd
  2. had belichaamd
  3. had belichaamd
  4. hadden belichaamd
  5. hadden belichaamd
  6. hadden belichaamd
o.t.t.t.
  1. zal belichamen
  2. zult belichamen
  3. zal belichamen
  4. zullen belichamen
  5. zullen belichamen
  6. zullen belichamen
o.v.t.t.
  1. zou belichamen
  2. zou belichamen
  3. zou belichamen
  4. zouden belichamen
  5. zouden belichamen
  6. zouden belichamen
diversen
  1. belichaam!
  2. belichaamt!
  3. belichaamd
  4. belichamend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for belichamen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
personifizieren belichamen; verpersoonlijken personificeren; personifiëren; verpersoonlijken
verkörpern belichamen; verpersoonlijken personificeren; personifiëren; verpersoonlijken