Dutch

Detailed Translations for beoogd from Dutch to German

beoogd:


beoogd form of beogen:

beogen verbe (beoog, beoogt, beoogde, beoogden, beoogd)

  1. beogen (ten doel hebben; bedoelen)
    beabsichtigen; der Meinung sein; erstreben; anstreben; bezwecken; annehmen
    • beabsichtigen verbe (beabsichtige, beabsichtigst, beabsichtigt, beabsichtigte, beabsichtigtet, beabsichtigt)
    • der Meinung sein verbe (bin der Meinung, bist der Meinung, ist der Meinung, war der Meinung, wart der Meinung, der Meinung gewesen)
    • erstreben verbe
    • anstreben verbe (strebe an, strebst an, strebt an, strebte an, strebtet an, angestrebt)
    • bezwecken verbe (bezwecke, bezweckst, bezweckt, bezweckte, bezwecktet, bezweckt)
    • annehmen verbe (nehme an, nimmst an, nimmt an, nahm an, nahmt an, angenommen)

Conjugations for beogen:

o.t.t.
  1. beoog
  2. beoogt
  3. beoogt
  4. beogen
  5. beogen
  6. beogen
o.v.t.
  1. beoogde
  2. beoogde
  3. beoogde
  4. beoogden
  5. beoogden
  6. beoogden
v.t.t.
  1. heb beoogd
  2. hebt beoogd
  3. heeft beoogd
  4. hebben beoogd
  5. hebben beoogd
  6. hebben beoogd
v.v.t.
  1. had beoogd
  2. had beoogd
  3. had beoogd
  4. hadden beoogd
  5. hadden beoogd
  6. hadden beoogd
o.t.t.t.
  1. zal beogen
  2. zult beogen
  3. zal beogen
  4. zullen beogen
  5. zullen beogen
  6. zullen beogen
o.v.t.t.
  1. zou beogen
  2. zou beogen
  3. zou beogen
  4. zouden beogen
  5. zouden beogen
  6. zouden beogen
diversen
  1. beoog!
  2. beoogt!
  3. beoogd
  4. beogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

beogen [znw.] nom

  1. beogen (streven; pogen; ambitie; )
    Anstreben; Beabsichtigen; die Anstrebung; Erstreben; Bezwecken

Translation Matrix for beogen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anstreben aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
Anstrebung aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
Beabsichtigen aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
Bezwecken aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
Erstreben aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
VerbRelated TranslationsOther Translations
annehmen bedoelen; beogen; ten doel hebben aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvatten; accepteren; adopteren; beantwoorden; betogen; cadeau aannemen; demonstreren; geloven; gissen; gissing maken; in ontvangst nemen; krijgen; naar voren brengen; ontvangen; opnemen; opperen; opstrijken; opvangen; poneren; postuleren; raden; stellen; uitgaan van; veronderstellen; vooronderstellen
anstreben bedoelen; beogen; ten doel hebben aflopen; ambiëren; gericht werpen; ijveren; koers zetten naar; mikken; mikken op; streven; streven naar; vervoegen; zich begeven naar
beabsichtigen bedoelen; beogen; ten doel hebben aansturen op; bedoelen; doel beogen; ergens iets mee willen zeggen; viseren; voornemen
bezwecken bedoelen; beogen; ten doel hebben aansturen op; bedoelen; doel beogen; ergens iets mee willen zeggen; viseren
der Meinung sein bedoelen; beogen; ten doel hebben menen; van mening zijn
erstreben bedoelen; beogen; ten doel hebben gericht werpen; ijveren; mikken; mikken op; najagen; nastreven; streven; streven naar; trachten te verkrijgen; vervolgen