Summary
Dutch to German: more detail...
- berechten:
-
Wiktionary:
- berechten → Prozess, Gericht, richten, urteilen, beurteilen
Dutch
Detailed Translations for berechten from Dutch to German
berechten:
-
berechten (vervolgen)
verurteilen; verfolgen; das Urteil sprechen-
das Urteil sprechen verbe (spreche das Urteil, sprichst das Urteil, spricht das Urteil, sprach das Urteil, spracht das Urteil, das Urteil gesprochen)
Conjugations for berechten:
o.t.t.
- berecht
- berecht
- berecht
- berechten
- berechten
- berechten
o.v.t.
- berechtte
- berechtte
- berechtte
- berechtten
- berechtten
- berechtten
v.t.t.
- heb berecht
- hebt berecht
- heeft berecht
- hebben berecht
- hebben berecht
- hebben berecht
v.v.t.
- had berecht
- had berecht
- had berecht
- hadden berecht
- hadden berecht
- hadden berecht
o.t.t.t.
- zal berechten
- zult berechten
- zal berechten
- zullen berechten
- zullen berechten
- zullen berechten
o.v.t.t.
- zou berechten
- zou berechten
- zou berechten
- zouden berechten
- zouden berechten
- zouden berechten
diversen
- berecht!
- berecht!
- berecht
- brechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
berechten
Translation Matrix for berechten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Aburteilen | berechten | |
Aburteilung | berechten | berechting; vonnisspreking |
Urteilssprüche | berechten | oordeelvellingen; vonnissen |
Verb | Related Translations | Other Translations |
das Urteil sprechen | berechten; vervolgen | verdoemen; veroordelen; veroordelen tot de hel; vonnissen |
verfolgen | berechten; vervolgen | aanhouden; achternazitten; achtervolgen; continueren; doorgaan; een stapje verder gaan; gerechtelijk vervolgen; nazitten; prolongeren; traceren; verdergaan; vervolgen; volgen; voortgaan; voortzetten |
verurteilen | berechten; vervolgen | afkeuren; verdoemen; veroordelen; veroordelen tot de hel; vonnis uitspreken; vonnissen |