Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Translate bespannen

Translate bespannen from Dutch to German

Summary

Dutch to German: more detail...

bespannen:
- bespannen
- bespannen; beziehen
Wiktionary:
- bespannen → spannen, anspannen, vorspannen

Dutch

Detailed Translations for bespannen from Dutch to German

bespannen:

bespannen adj

bespannen
bespannen
- bespannen adj

bespannen verbe (bespan, bespant, bespande, bespanden, bespannen)

bespannen
bespannen; beziehen
- bespannen verbe (bespanne, bespannst, bespannt, bespannte, bespanntet, bespannt)
- beziehen verbe (beziehe, beziehst, bezieht, bezog, bezogt, bezogen)

Conjugations for bespannen:

o.t.t.

bespan
bespant
bespant
bespannen
bespannen
bespannen

o.v.t.

bespande
bespande
bespande
bespanden
bespanden
bespanden

v.t.t.

heb bespannen
hebt bespannen
heeft bespannen
hebben bespannen
hebben bespannen
hebben bespannen

v.v.t.

had bespannen
had bespannen
had bespannen
hadden bespannen
hadden bespannen
hadden bespannen

o.t.t.t.

zal bespannen
zult bespannen
zal bespannen
zullen bespannen
zullen bespannen
zullen bespannen

o.v.t.t.

zou bespannen
zou bespannen
zou bespannen
zouden bespannen
zouden bespannen
zouden bespannen

diversen

bespan!
bespant!
bespannen
bespannend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bespannen:

Verb	Related Translations	Other Translations
bespannen	bespannen
beziehen	bespannen	bedekken; bekleden; betrekken; opspannen; overtrekken; relateren; spannen; stofferen; van bekleding voorzien
Modifier	Related Translations	Other Translations
bespannen	bespannen

Wiktionary Translations for bespannen:

Cross Translation:

From	To	Via
• bespannen	→ spannen; anspannen; vorspannen	↔ atteler — attacher des bêtes de trait à une voiture, à une charrue, etc.

External Machine Translations: