Dutch
Detailed Translations for bijeenzoeken from Dutch to German
bijeenzoeken:
-
bijeenzoeken (verzamelen; vergaren)
sammeln; versammeln; bündeln; zusammensuchen; häufen; zusammentragen-
zusammensuchen verbe (suche zusammen, suchst zusammen, sucht zusammen, suchte zusammen, suchtet zusammen, zusammengesucht)
-
zusammentragen verbe (trage zusammen, trägst zusammen, trägt zusammen, trug zusammen, trugt zusammen, zusammengetragen)
Conjugations for bijeenzoeken:
o.t.t.
- zoek bijeen
- zoekt bijeen
- zoekt bijeen
- zoeken bijeen
- zoeken bijeen
- zoeken bijeen
o.v.t.
- zocht bijeen
- zocht bijeen
- zocht bijeen
- zochten bijeen
- zochten bijeen
- zochten bijeen
v.t.t.
- heb bijeengezocht
- hebt bijeengezocht
- heeft bijeengezocht
- hebben bijeengezocht
- hebben bijeengezocht
- hebben bijeengezocht
v.v.t.
- had bijeengezocht
- had bijeengezocht
- had bijeengezocht
- hadden bijeengezocht
- hadden bijeengezocht
- hadden bijeengezocht
o.t.t.t.
- zal bijeenzoeken
- zult bijeenzoeken
- zal bijeenzoeken
- zullen bijeenzoeken
- zullen bijeenzoeken
- zullen bijeenzoeken
o.v.t.t.
- zou bijeenzoeken
- zou bijeenzoeken
- zou bijeenzoeken
- zouden bijeenzoeken
- zouden bijeenzoeken
- zouden bijeenzoeken
diversen
- zoek bijeen!
- zoekt bijeen!
- bijeengezocht
- bijeenzoekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze