Summary
Dutch to German: more detail...
- binnengehaald:
- binnenhalen:
-
Wiktionary:
- binnenhalen → downloaden, herunterladen, ernten, erringen, davontragen, erzielen
Dutch
Detailed Translations for binnengehaald from Dutch to German
binnengehaald:
-
binnengehaald (ingehaald)
Translation Matrix for binnengehaald:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
eingebracht | binnengehaald; ingehaald | |
eingefahren | binnengehaald; ingehaald | binnengebracht |
eingeholt | binnengehaald; ingehaald | ingehaald; voorbij gestreefd |
Related Words for "binnengehaald":
binnengehaald form of binnenhalen:
-
binnenhalen (binnenbrengen)
-
binnenhalen (onthalen; ontvangen; vergasten)
Conjugations for binnenhalen:
o.t.t.
- haal binnen
- haalt binnen
- haalt binnen
- halen binnen
- halen binnen
- halen binnen
o.v.t.
- haalde binnen
- haalde binnen
- haalde binnen
- haalden binnen
- haalden binnen
- haalden binnen
v.t.t.
- heb binnengehaald
- hebt binnengehaald
- heeft binnengehaald
- hebben binnengehaald
- hebben binnengehaald
- hebben binnengehaald
v.v.t.
- had binnengehaald
- had binnengehaald
- had binnengehaald
- hadden binnengehaald
- hadden binnengehaald
- hadden binnengehaald
o.t.t.t.
- zal binnenhalen
- zult binnenhalen
- zal binnenhalen
- zullen binnenhalen
- zullen binnenhalen
- zullen binnenhalen
o.v.t.t.
- zou binnenhalen
- zou binnenhalen
- zou binnenhalen
- zouden binnenhalen
- zouden binnenhalen
- zouden binnenhalen
en verder
- ben binnengehaald
- bent binnengehaald
- is binnengehaald
- zijn binnengehaald
- zijn binnengehaald
- zijn binnengehaald
diversen
- haal binnen!
- haalt binnen!
- binnengehaald
- binnenhalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for binnenhalen:
Wiktionary Translations for binnenhalen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• binnenhalen | → downloaden; herunterladen | ↔ download — to transfer data from a remote computer to a local one |
• binnenhalen | → ernten | ↔ harvest — to bring in a harvest; reap |
• binnenhalen | → erringen; davontragen; erzielen | ↔ remporter — Gagner, obtenir |