Dutch
Detailed Translations for bolwerk from Dutch to German
bolwerk:
Translation Matrix for bolwerk:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Basstion | bastion; bolwerk; fort | |
Bollwerk | bolwerk | stadswal; veste |
Festung | bastion; bolwerk; fort | stadswal; veste |
Fort | bastion; bolwerk; fort | citadel; fietsslot; fort; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; slot; sterkte; versterkte legerplaats |
Herz | bolwerk | bloedpomp; hart |
Related Words for "bolwerk":
Wiktionary Translations for bolwerk:
bolwerk form of bolwerken:
-
bolwerken
bewältigen; schaffen; zustande bringen-
zustande bringen verbe (bringe zustande, bringst zustande, bringt zustande, brachte zustande, brachtet zustande, zustande gebracht)
Conjugations for bolwerken:
o.t.t.
- bolwerk
- bolwerkt
- bolwerkt
- bolwerken
- bolwerken
- bolwerken
o.v.t.
- bolwerkte
- bolwerkte
- bolwerkte
- bolwerkten
- bolwerkten
- bolwerkten
v.t.t.
- heb gebolwerkt
- hebt gebolwerkt
- heeft gebolwerkt
- hebben gebolwerkt
- hebben gebolwerkt
- hebben gebolwerkt
v.v.t.
- had gebolwerkt
- had gebolwerkt
- had gebolwerkt
- hadden gebolwerkt
- hadden gebolwerkt
- hadden gebolwerkt
o.t.t.t.
- zal bolwerken
- zult bolwerken
- zal bolwerken
- zullen bolwerken
- zullen bolwerken
- zullen bolwerken
o.v.t.t.
- zou bolwerken
- zou bolwerken
- zou bolwerken
- zouden bolwerken
- zouden bolwerken
- zouden bolwerken
diversen
- bolwerk!
- bolwerkt!
- gebolwerkt
- bolwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bolwerken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bewältigen | bolwerken | |
schaffen | bolwerken | aan verwachtingen beantwoorden; aan verwachtingen voldoen; bedingen; bewerkstelligen; distribueren; doen; exploiteren; fiksen; fixen; flikken; functioneren; handelen; in het leven roepen; klaarspelen; lappen; lenen; maken; ontlenen; realiseren; ronddelen; rooien; scheppen; tot stand brengen; uitbuiten; uitreiken; uitrichten; uitvoeren; verdelen; verrichten; verschaffen; verstrekken; verwerkelijken; verwezenlijken; voor elkaar krijgen |
zustande bringen | bolwerken | bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken; wrochten |