Dutch
Detailed Translations for bottelen from Dutch to German
bottelen:
-
bottelen
abfüllen; füllen; auf Flaschen ziehen-
auf Flaschen ziehen verbe (ziehe auf Flaschen, ziehst auf Flaschen, zieht auf Flaschen, zog auf Flaschen, zogt auf Flaschen, auf Flaschen gezogen)
Conjugations for bottelen:
o.t.t.
- bottel
- bottelt
- bottelt
- bottelen
- bottelen
- bottelen
o.v.t.
- bottelde
- bottelde
- bottelde
- bottelden
- bottelden
- bottelden
v.t.t.
- heb gebotteld
- hebt gebotteld
- heeft gebotteld
- hebben gebotteld
- hebben gebotteld
- hebben gebotteld
v.v.t.
- had gebotteld
- had gebotteld
- had gebotteld
- hadden gebotteld
- hadden gebotteld
- hadden gebotteld
o.t.t.t.
- zal bottelen
- zult bottelen
- zal bottelen
- zullen bottelen
- zullen bottelen
- zullen bottelen
o.v.t.t.
- zou bottelen
- zou bottelen
- zou bottelen
- zouden bottelen
- zouden bottelen
- zouden bottelen
en verder
- is gebotteld
- zijn gebotteld
diversen
- bottel!
- bottelt!
- gebotteld
- bottelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
bottelen
-
bottelen
Translation Matrix for bottelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Abfüllen | bottelen | |
Abfüllung | bottelen | biertappen; botteling; tappen |
Verb | Related Translations | Other Translations |
abfüllen | bottelen | farceren; opvullen; vullen; wegzakken; zakken in |
auf Flaschen ziehen | bottelen | |
füllen | bottelen | bijvullen; opvullen; plomberen; vol worden; volgieten; volgooien; vollopen; volmaken; volplempen; volschenken; volstorten; vullen |