Dutch

Detailed Translations for broosheid from Dutch to German

broosheid:

broosheid [de ~ (v)] nom

  1. de broosheid (zwakheid; teerheid)
    die Zerbrechligkeit; die Sprödigkeit
  2. de broosheid (breekbaarheid)
    die Zerbrechlichkeit; die Brechbarkeit

Translation Matrix for broosheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Brechbarkeit breekbaarheid; broosheid brokkeligheid; brosheid
Sprödigkeit broosheid; teerheid; zwakheid brokkeligheid; brosheid; droogheid; droogte; krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte
Zerbrechlichkeit breekbaarheid; broosheid brokkeligheid; brosheid; krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; teerheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte
Zerbrechligkeit broosheid; teerheid; zwakheid

Related Words for "broosheid":


Wiktionary Translations for broosheid:


Cross Translation:
FromToVia
broosheid Zerbrechlichkeit fragility — condition or quality of being fragile

broos:


Translation Matrix for broos:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
brechbar breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak gammel; krakkemikkig; wankel; zwak
bröcklig breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak brokkelig; bros; kruimelend; kruimig
brüchig breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak gammel; krakkemikkig; wankel; wrak; zwak
delikat breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak delicaat; fijn van smaak; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair
empfindlich breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak aangebrand; angstig voor pijn; armzalig; berooid; gammel; gevoelig; humeurig; karig; kies; kleinzerig; korzelig; krakkemikkig; kwetsbaar; lichtgeraakt; mager; met veel tact; nijpend; pover; schamel; schraal; sensitief; slap; smartelijk; tactvol; teer; teergevoelig; teerhartig; vatbaar; wankel; weekhartig; zwak
empfindsam breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak gammel; gevoelig; krakkemikkig; teergevoelig; vatbaar; wankel; zwak
fein breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak aangenaam; aardig; armzalig; behaaglijk; bijzonder aangenaam; chic; cru; decoratief; dun; eerlijk; elegant; esthetisch; fijn; fijngebouwd; gammel; geraffineerd; gracieus; ijl; karig; krakkemikkig; leuk; lief; mager; modieuze verfijning; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openlijk; oprecht; plezant; plezierig; pover; prettig; rank; rechtschapen; rechttoe rechtaan; schamel; schraal; sierlijk; slank; slank en smal; slap; smaakvol; stijlvol; subtiel; sympathiek; tenger; van geringe dichtheid; verfijnd; wankel; zwak
flau breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak armzalig; dof; flauw; flets; gammel; grauwkleurig; grijs; karig; krakkemikkig; krukkig; laf; lijzig; log; loom; mager; mat; mistig; nevelachtig; niet helder; onbeholpen; onduidelijk; onhandig; onhelder; pover; schamel; schraal; schutterig; slungelig; smakeloos; stumperig; stuntelig; sukkelig; vaag; vagelijk; wankel; wazig; zonder smaak; zonder zout; zouteloos; zoutloos; zwak
gebrechlich breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak arm; armzalig; bleekjes; dun; gammel; geen vet op de botten hebbende; iel; inferieur; karig; krakkemikkig; krukkig; mager; minderwaardig; onbeholpen; ondermaats; ondeugdelijk; onhandig; pips; pover; schamel; schraal; schriel; schutterig; slap; slapjes; slecht; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; tweederangs; wankel; wee; ziekelijk; zwak
gläsern breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak doorschijnend; doorzichtig; duidelijk; dun; flagrant; gammel; glasachtig; glazen; glazig; ijl; krakkemikkig; overduidelijk; transparant; van geringe dichtheid; verhelderend; wankel; zo klaar als een klontje; zonneklaar; zwak
heikel breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak delicaat; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair; risicovol; riskant
hilflos breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak armzalig; bleekjes; gebrekkig; hulpeloos; karig; knullig; krukkig; mager; onbeholpen; onhandig; pips; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; wee; weerloos; ziekelijk; zwak
hinfällig breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak aftands; arm; armetierig; armzalig; berooid; bleekjes; gammel; inferieur; karig; krakkemikkig; krakkemikkige; krukkig; kwijnend; mager; minderwaardig; onbeholpen; ondermaats; ondeugdelijk; onhandig; onooglijk; pips; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slapjes; slecht; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; tweederangs; verlopen; wankel; wee; wrak; ziekelijk; zwak
kränklich breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak armzalig; bleekjes; dun; gammel; geen vet op de botten hebbende; iel; karig; krakkemikkig; krukkig; mager; menstruerend; onbeholpen; ongesteld; ongezond; onhandig; pips; pover; schamel; schraal; schriel; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelend; sukkelig; wankel; wee; ziekelijk; ziekjes; zwak
liebend breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak liefhebbend
mürbe breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak bros; gammel; krakkemikkig; mals; murw; voos; wankel; wrak; zwak
quetschbar breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak kwetsbaar; teer
sanft breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak bedaard; clement; gelijkmoedig; goedaardig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; in een handomdraai; kalm; kalmpjes; mak; mild; moeiteloos; onbewogen; rustig; sereen; vanzelf; vlinderachtig; welwillend; zacht; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig; zonder moeite
sanftmütig breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; clement; goedaardig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; hulpvaardig; mak; mild; plezierig; voorkomend; vriendelijk; welwillend; zacht; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig
schwach breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak achtergebleven; achterlijk; arm; armetierig; armzalig; bleekjes; debiel; dement; dof; dun; flauw; flauwtjes; flets; gammel; idioot; ijl; imbeciel; inferieur; karig; krakkemikkig; kwijnend; laag; mager; mat; matig; middelmatig; min; minderwaardig; niet al te best; niet helder; niet hoog; niet stevig; onbeduidend; ondermaats; ondeugdelijk; pips; ploertig; pover; schamel; schemerig; schimmig; schraal; slap; slapjes; slecht; tweederangs; van geringe dichtheid; wankel; wee; week; ziekelijk; zwak; zwakjes; zwakzinnig
schwächlich breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak armzalig; bleekjes; debiel; dement; gammel; idioot; imbeciel; karig; krakkemikkig; krukkig; mager; matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; onbeholpen; onhandig; pips; ploertig; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; wankel; wee; ziekelijk; zwak; zwakjes; zwakzinnig
verletzbar breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak kwetsbaar; slap; teer; zwak
verwundbar breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak slap; zwak
zart breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak dun; fijn; fijngebouwd; gammel; kies; krakkemikkig; lichtgebouwd; mals; met veel tact; pril; rank; slank; slap; subtiel; tactvol; tenger; vroeg; wankel; zwak
zerbrechlich breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak armzalig; dun; fijn; fijngebouwd; gammel; karig; krakkemikkig; lichtgebouwd; mager; pover; rank; schamel; schraal; slank; slap; tenger; wankel; zwak
zärtlich breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak diep; innig; intens

Related Words for "broos":


Wiktionary Translations for broos:

broos
adjective
  1. niet stevig

Cross Translation:
FromToVia
broos zerbrechlich; fragil fragile — easily broken or destroyed
broos fragil; zerbrechlich fragile — Qui se rompt facilement