Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. burgerlijkheid:
  2. burgerlijk:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for burgerlijkheid from Dutch to German

burgerlijkheid:

burgerlijkheid [de ~ (v)] nom

  1. de burgerlijkheid

Translation Matrix for burgerlijkheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bürgerlichkeit burgerlijkheid
Bürgerlichsein burgerlijkheid

Related Words for "burgerlijkheid":


burgerlijkheid form of burgerlijk:


Translation Matrix for burgerlijk:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
beschränkt bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; kneuterig aan een kant beschrijfbaar; begrensd; bekrompen; benepen; beperkt; eenzijdig; geborneerd; gelimiteerd; geringer gemaakt; ingekrompen; ingeslonken; kleinburgerlijk; kleingeestig; kleinzielig; verminderd
kleinbürgerlich bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; kneuterig bekrompen; benepen; kleinburgerlijk; kleingeestig; kleinhartig; kleinsteeds; kleinzielig; kneuterig

Related Words for "burgerlijk":

  • burgerlijkheid, burgerlijker, burgerlijkere, burgerlijkst, burgerlijkste, burgerlijke

Related Definitions for "burgerlijk":

  1. akelig braaf en gewoon1
    • het is burgerlijk om precies om zes uur te eten1
  2. als je inwoner van een gemeente bent1
    • een geboorte moet je melden bij de burgerlijke stand1

Wiktionary Translations for burgerlijk:

burgerlijk
adjective
  1. auf die Menschen bezogen, die dem Bürgertum angehören
  2. auf die Staatsbürger, oder die Bürger eines Gemeinwesens, bezogen

Cross Translation:
FromToVia
burgerlijk zivil; bürgerlich civil — Related to people and government office as opposed to miliary or religion
burgerlijk Zivilberuf; Zivilist; Zivilperson; bürgerlich; zivil; Zivil- civilcitoyen ; relatif aux citoyens.