Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. cadeau geven:


Dutch

Detailed Translations for cadeau geven from Dutch to German

cadeau geven:

cadeau geven verbe (geef cadeau, geeft cadeau, gaf cadeau, gaven cadeau, cadeau gegeven)

  1. cadeau geven (schenken; cadeau doen)
    schenken; geben; verschenken; gießen; stiften; weggeben; donieren
    • schenken verbe (schenke, schenkst, schenkt, schenkte, schenktet, geschenkt)
    • geben verbe (gebe, gibst, gibt, gab, gabt, gegeben)
    • verschenken verbe (verschenke, verschenkst, verschenkt, verschenkte, verschenktet, verschenkt)
    • gießen verbe (gieße, gießt, goß, goßt, gegossen)
    • stiften verbe (stifte, stiftest, stiftet, stiftete, stiftetet, gestiftet)
    • weggeben verbe (gebe weg, gibst weg, gibt weg, gab weg, gabt weg, weggegeben)
    • donieren verbe

Conjugations for cadeau geven:

o.t.t.
  1. geef cadeau
  2. geeft cadeau
  3. geeft cadeau
  4. geven cadeau
  5. geven cadeau
  6. geven cadeau
o.v.t.
  1. gaf cadeau
  2. gaf cadeau
  3. gaf cadeau
  4. gaven cadeau
  5. gaven cadeau
  6. gaven cadeau
v.t.t.
  1. heb cadeau gegeven
  2. hebt cadeau gegeven
  3. heeft cadeau gegeven
  4. hebben cadeau gegeven
  5. hebben cadeau gegeven
  6. hebben cadeau gegeven
v.v.t.
  1. had cadeau gegeven
  2. had cadeau gegeven
  3. had cadeau gegeven
  4. hadden cadeau gegeven
  5. hadden cadeau gegeven
  6. hadden cadeau gegeven
o.t.t.t.
  1. zal cadeau geven
  2. zult cadeau geven
  3. zal cadeau geven
  4. zullen cadeau geven
  5. zullen cadeau geven
  6. zullen cadeau geven
o.v.t.t.
  1. zou cadeau geven
  2. zou cadeau geven
  3. zou cadeau geven
  4. zouden cadeau geven
  5. zouden cadeau geven
  6. zouden cadeau geven
en verder
  1. is cadeau gegeven
  2. zijn cadeau gegeven
diversen
  1. geef cadeau!
  2. geeft cadeau!
  3. cadeau gegeven
  4. cadeau gevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for cadeau geven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
donieren cadeau doen; cadeau geven; schenken
geben cadeau doen; cadeau geven; schenken binnen gieten; distribueren; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; iemand iets toedienen; ingeven; ronddelen; schenken; uitreiken; verdelen; vergeven; verschaffen; verstrekken; voorbinden; voordoen; weggeven; wegschenken
gießen cadeau doen; cadeau geven; schenken bijgieten; doneren; geven; gieten; ingieten; inschenken; intappen; overgieten; overschenken; overstorten; plenzen; schenken; serveren; stortregenen; tappen; vergieten; volschenken; vullen
schenken cadeau doen; cadeau geven; schenken doneren; geven; schenken; vergeven; weggeven; wegschenken
stiften cadeau doen; cadeau geven; schenken doneren; funderen; geven; gronden; grondvesten; schenken
verschenken cadeau doen; cadeau geven; schenken doneren; geven; schenken
weggeben cadeau doen; cadeau geven; schenken vergeven; weggeven; wegschenken

Related Translations for cadeau geven