Dutch
Detailed Translations for consolideren from Dutch to German
consolideren:
-
consolideren (verstevigen)
verstärken; konsolidieren; bestärken-
konsolidieren verbe (konsolidiere, konsolidierst, konsolidiert, konsolidierte, konsolidiertet, konsolidiert)
-
bestärken verbe
Conjugations for consolideren:
o.t.t.
- consolideer
- consolideert
- consolideert
- consolideren
- consolideren
- consolideren
o.v.t.
- consolideerde
- consolideerde
- consolideerde
- consolideerden
- consolideerden
- consolideerden
v.t.t.
- heb geconsolideerd
- hebt geconsolideerd
- heeft geconsolideerd
- hebben geconsolideerd
- hebben geconsolideerd
- hebben geconsolideerd
v.v.t.
- had geconsolideerd
- had geconsolideerd
- had geconsolideerd
- hadden geconsolideerd
- hadden geconsolideerd
- hadden geconsolideerd
o.t.t.t.
- zal consolideren
- zult consolideren
- zal consolideren
- zullen consolideren
- zullen consolideren
- zullen consolideren
o.v.t.t.
- zou consolideren
- zou consolideren
- zou consolideren
- zouden consolideren
- zouden consolideren
- zouden consolideren
diversen
- consolideer!
- consolideert!
- geconsolideerd
- consoliderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for consolideren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bestärken | consolideren; verstevigen | |
konsolidieren | consolideren; verstevigen | |
verstärken | consolideren; verstevigen | aanscherpen; bezwaren; gewicht toevoegen; intensiveren; sterken; sterker maken; sterker worden; toespitsen; verhevigen; versterken; verzwaren; zwaarder maken |
Wiktionary Translations for consolideren:
consolideren
verb
-
vast en duurzaam maken
- consolideren → konsolidieren