Dutch
Detailed Translations for dichtsnoeren from Dutch to German
dichtsnoeren:
-
dichtsnoeren (dichtgespen; toegespen)
zuschnallen-
zuschnallen verbe (schnalle zu, schnallst zu, schnallt zu, schnallte zu, schnalltet zu, zugeschnallt)
-
-
dichtsnoeren (rijgen; dichtrijgen)
-
dichtsnoeren (dichtgespen)
Translation Matrix for dichtsnoeren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Anschnallen | dichtgespen; dichtsnoeren | aangespen; vastgespen |
Zuschnallen | dichtgespen; dichtsnoeren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
anreihen | dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen | |
aufreien | dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen | |
schnüren | dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen | aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aaneenbinden; in de val laten lopen; knellen; knopen; overstag gaan; samenbinden; samenknopen; snoeren; strak zitten; strikken; toesnoeren; vastbinden; vastknopen; vastsjorren; verbinden |
zuschnallen | dichtgespen; dichtsnoeren; toegespen |