Dutch
Detailed Translations for doodslaan from Dutch to German
doodslaan:
-
doodslaan (doden; vermoorden; liquideren; van kant maken; doodmaken; afmaken; ombrengen)
töten; ermorden; umbringen; fertigmachen; erledigen-
fertigmachen verbe (mache fertig, machst fertig, macht fertig, machte fertig, machtet fertig, fertiggemacht)
Conjugations for doodslaan:
o.t.t.
- sla dood
- slaat dood
- slaat dood
- slaan dood
- slaan dood
- slaan dood
o.v.t.
- sloeg dood
- sloeg dood
- sloeg dood
- sloegen dood
- sloegen dood
- sloegen dood
v.t.t.
- heb doodgeslagen
- hebt doodgeslagen
- heeft doodgeslagen
- hebben doodgeslagen
- hebben doodgeslagen
- hebben doodgeslagen
v.v.t.
- had doodgeslagen
- had doodgeslagen
- had doodgeslagen
- hadden doodgeslagen
- hadden doodgeslagen
- hadden doodgeslagen
o.t.t.t.
- zal doodslaan
- zult doodslaan
- zal doodslaan
- zullen doodslaan
- zullen doodslaan
- zullen doodslaan
o.v.t.t.
- zou doodslaan
- zou doodslaan
- zou doodslaan
- zouden doodslaan
- zouden doodslaan
- zouden doodslaan
en verder
- ben doodgeslagen
- bent doodgeslagen
- is doodgeslagen
- zijn doodgeslagen
- zijn doodgeslagen
- zijn doodgeslagen
diversen
- sla dood!
- slaat dood!
- doodgeslagen
- doodslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze