Summary


Dutch

Detailed Translations for eigendommen from Dutch to German

eigendommen:

eigendommen [de ~] nom, pluriel

  1. de eigendommen (bezittingen)
    Besitztümer; Güter

Translation Matrix for eigendommen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Besitztümer bezittingen; eigendommen dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
Güter bezittingen; eigendommen dingen; goederen; goedje; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar; onroerende goederen; onroerende zaken; spullen; vastgoed; verbruiksgoederen; waar; waren; zaakjes; zaken

Related Words for "eigendommen":


eigendommen form of eigendom:

eigendom [de ~ (m)] nom

  1. de eigendom (have; bezittingen; goederen; bezit)
    Besitztum; Eigentum; Recht

eigendom

  1. eigendom
    der Besitz

Translation Matrix for eigendom:

NounRelated TranslationsOther Translations
Besitz eigendom activa; baten; bezit; bezitting; boedel; huisraad; inboedel; tegoed
Besitztum bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have activa; baten; bezit; bezitting; boedel; huisraad; inboedel; tegoed
Eigentum bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have activa; baten; bezit; bezitting; boedel; huisraad; inboedel; tegoed
Recht bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have bevoegdheid; eigenschap van rechtvaardigheid; gelijk; gerechtigheid; gewoonterecht; recht; rechtvaardigheid
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Besitz Eigendom

Related Words for "eigendom":


Synonyms for "eigendom":


Related Definitions for "eigendom":

  1. wat van jou is, waar je eigenaar van bent1
    • dat huis is zijn eigendom1

Wiktionary Translations for eigendom:


Cross Translation:
FromToVia
eigendom Habe chattel — tangible, movable property
eigendom Eigentum; Besitz property — something owned
eigendom Anwesen; Grundbesitz; Grundstück property — piece of real estate
eigendom Beschaffenheit; Güte; Bauernhof; Besitzung; Gut; Landgut; Bauerngut propriété — Traductions à trier suivant le sens