Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. ervandoor gaan:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ervandoor gaan from Dutch to German

ervandoor gaan:

ervandoor gaan verbe (ga ervandoor, gaat ervandoor, ging ervandoor, gingen ervandoor, ervandoor gegaan)

  1. ervandoor gaan (zich uit de voeten maken; de plaat poetsen; hem smeren)
    flüchten; ausreißen; desertieren; entwischen; entweichen; durchgehen; durchbrennen; weglaufen
    • flüchten verbe (flüchte, flüchtest, flüchtet, flüchtete, flüchtetet, geflüchtet)
    • ausreißen verbe (reiße aus, reißt aus, riß aus, risset aus, ausgerissen)
    • desertieren verbe (desertiere, desertierst, desertiert, desertierte, desertiertet, desertiert)
    • entwischen verbe (entwische, entwischt, entwischte, entwischtet, entwischt)
    • entweichen verbe (entweiche, entweichst, entweicht, entwich, entwicht, entwichen)
    • durchgehen verbe (gehe durch, gehst durch, geht durch, gang durch, gangt durch, durchgegangen)
    • durchbrennen verbe (brenne durch, brennst durch, brennt durch, brannte durch, branntet durch, durchgebrannt)
    • weglaufen verbe (laufe weg, läufst weg, läuft weg, lief weg, liefet weg, weggelaufen)

Conjugations for ervandoor gaan:

o.t.t.
  1. ga ervandoor
  2. gaat ervandoor
  3. gaat ervandoor
  4. gaan ervandoor
  5. gaan ervandoor
  6. gaan ervandoor
o.v.t.
  1. ging ervandoor
  2. ging ervandoor
  3. ging ervandoor
  4. gingen ervandoor
  5. gingen ervandoor
  6. gingen ervandoor
v.t.t.
  1. ben ervandoor gegaan
  2. bent ervandoor gegaan
  3. is ervandoor gegaan
  4. zijn ervandoor gegaan
  5. zijn ervandoor gegaan
  6. zijn ervandoor gegaan
v.v.t.
  1. was ervandoor gegaan
  2. was ervandoor gegaan
  3. was ervandoor gegaan
  4. waren ervandoor gegaan
  5. waren ervandoor gegaan
  6. waren ervandoor gegaan
o.t.t.t.
  1. zal ervandoor gaan
  2. zult ervandoor gaan
  3. zal ervandoor gaan
  4. zullen ervandoor gaan
  5. zullen ervandoor gaan
  6. zullen ervandoor gaan
o.v.t.t.
  1. zou ervandoor gaan
  2. zou ervandoor gaan
  3. zou ervandoor gaan
  4. zouden ervandoor gaan
  5. zouden ervandoor gaan
  6. zouden ervandoor gaan
diversen
  1. ga ervandoor!
  2. gaat ervandoor!
  3. ervandoor gegaan
  4. ervandoor gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ervandoor gaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausreißen de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken 'm piepen; 'm smeren; ergens uitscheuren; lopend weggaan; losbreken; ontglippen; ontkomen; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; uitrukken; uitscheuren; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegvluchten; zich met geweld losbreken; zich vrijmaken
desertieren de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken deserteren; het leger ontvluchten
durchbrennen de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken doorbranden; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken
durchgehen de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken aanhouden; avanceren; continueren; doorgaan; doorlopen; een stapje verder gaan; erdoor gaan; met de noorderzon vertrekken; op hol slaan; uit de band springen; uitleven; verder lopen; verdergaan; vervolgen; voortgaan; voortzetten
entweichen de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken loskomen; ontduiken; ontkomen; ontlopen; ontslagen worden; ontsnappen; ontvluchten; ontwijken; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vermijden; vluchten; vrijkomen; wegvluchten; zich bevrijden
entwischen de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; loskomen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; vrijkomen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegvluchten; zich bevrijden; zich vrijmaken
flüchten de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken lopend weggaan; losbreken; loskomen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vlieden; vluchten; voortvluchtig zijn; vrijkomen; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegvluchten; zich bevrijden; zich met geweld losbreken; zich vrijmaken
weglaufen de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken lopend weggaan; van huis weglopen; weglopen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ausreißen uitgedrukt; uitgeknepen

Wiktionary Translations for ervandoor gaan:


Cross Translation:
FromToVia
ervandoor gaan abhauen do one — depart from a place

External Machine Translations:

Related Translations for ervandoor gaan