Summary
Dutch to German: more detail...
- executeren:
-
Wiktionary:
- executeren → hinrichten, exekutieren
Dutch
Detailed Translations for executeren from Dutch to German
executeren:
-
executeren (doodvonnis uitvoeren; vermoorden; doodschieten; om het leven brengen; ombrengen)
niederschießen; exekutieren; erschießen; erschiessen; fusilieren; ermorden; totschießen; erledigen; umbringen; abschießen-
niederschießen verbe (schieße nieder, schießest nieder, schießt nieder, schoß nieder, schoßt nieder, niedergeschossen)
-
erschießen verbe
-
erschiessen verbe
-
-
executeren (ter dood brengen; terechtstellen)
exekutieren; hinrichten; vollziehen; vollstrecken; fusilieren-
vollstrecken verbe (vollstrecke, vollstreckst, vollstreckt, vollstreckte, vollstrecktet, vollgestreckt)
Conjugations for executeren:
o.t.t.
- executeer
- executeert
- executeert
- executeren
- executeren
- executeren
o.v.t.
- executeerde
- executeerde
- executeerde
- executeerden
- executeerden
- executeerden
v.t.t.
- heb geëxecuteerd
- hebt geëxecuteerd
- heeft geëxecuteerd
- hebben geëxecuteerd
- hebben geëxecuteerd
- hebben geëxecuteerd
v.v.t.
- had geëxecuteerd
- had geëxecuteerd
- had geëxecuteerd
- hadden geëxecuteerd
- hadden geëxecuteerd
- hadden geëxecuteerd
o.t.t.t.
- zal executeren
- zult executeren
- zal executeren
- zullen executeren
- zullen executeren
- zullen executeren
o.v.t.t.
- zou executeren
- zou executeren
- zou executeren
- zouden executeren
- zouden executeren
- zouden executeren
en verder
- ben geëxecuteerd
- bent geëxecuteerd
- is geëxecuteerd
- zijn geëxecuteerd
- zijn geëxecuteerd
- zijn geëxecuteerd
diversen
- executeer!
- executeert!
- geëxecuteerd
- executerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for executeren:
Wiktionary Translations for executeren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• executeren | → hinrichten | ↔ execute — to kill as punishment |
• executeren | → exekutieren; hinrichten | ↔ exécuter — Traductions à trier suivant le sens |