Dutch
Detailed Translations for exploreren from Dutch to German
exploreren:
-
exploreren
explorieren-
explorieren verbe
-
Conjugations for exploreren:
o.t.t.
- exploreer
- exploreert
- exploreert
- exploreren
- exploreren
- exploreren
o.v.t.
- exploreerde
- exploreerde
- exploreerde
- exploreerden
- exploreerden
- exploreerden
v.t.t.
- heb geëxploreerd
- hebt geëxploreerd
- heeft geëxploreerd
- hebben geëxploreerd
- hebben geëxploreerd
- hebben geëxploreerd
v.v.t.
- had geëxploreerd
- had geëxploreerd
- had geëxploreerd
- hadden geëxploreerd
- hadden geëxploreerd
- hadden geëxploreerd
o.t.t.t.
- zal exploreren
- zult exploreren
- zal exploreren
- zullen exploreren
- zullen exploreren
- zullen exploreren
o.v.t.t.
- zou exploreren
- zou exploreren
- zou exploreren
- zouden exploreren
- zouden exploreren
- zouden exploreren
en verder
- is geëxploreerd
- zijn geëxploreerd
diversen
- exploreer!
- exploreert!
- geëxploreerd
- explorerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for exploreren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
explorieren | exploreren |
Wiktionary Translations for exploreren:
Cross Translation: