Summary
Dutch to German: more detail...
- gebogen:
- buigen:
- bogen:
-
Wiktionary:
- gebogen → gebeugt, gebogen, krumm
- buigen → biegen, verbeugen, vertiefen
- buigen → biegen, beugen, durchbiegen, verbiegen, Beweglichkeit, Anpassungsfähigkeit, knicken, knien, flektieren, neigen, hinneigen, bücken, lehnen, ausgießen, ausschütten
- bogen → angeben, prahlen
Dutch
Detailed Translations for gebogen from Dutch to German
gebogen:
-
gebogen (gekromd; krom)
-
gebogen (gewelfd)
-
gebogen (voorovergebogen)
Translation Matrix for gebogen:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
gebogen | gebogen; gekromd; gewelfd; krom; voorovergebogen | concaaf; holrond |
gekrümmt | gebogen; gekromd; gewelfd; krom; voorovergebogen | |
geneigt | gebogen; voorovergebogen | bereidvaardig; genegen; gewillig; gezind; van plan; van zins |
gewunden | gebogen; voorovergebogen | bochtig; gedraaid; gekronkeld; geslingerd; kronkelend; kronkelig; slingerend |
gewölbt | gebogen; gewelfd; voorovergebogen | bol; bolstaand |
verneigt | gebogen; voorovergebogen | |
vorüber gebogen | gebogen; voorovergebogen |
gebogen form of buigen:
-
buigen (krombuigen)
-
buigen (eer betuigen)
beugen; sich neigen; sich vorüberbeugen; verbeugen; verneigen; sich beugen; sich verneigen; sich verbeugen; Ehre bezeugen-
sich vorüberbeugen verbe (beuge mich vorüber, beugst dich vorüber, beugt sich vorüber, beugte sich vorüber, beugtet euch vorüber, sich vorübergebogen)
-
sich verneigen verbe (verneige mich, verneigst dich, verneigt sich, verneigte sich, verneigtet euch, sich verneigt)
-
sich verbeugen verbe (verbeuge mich, verbeugst dich, verbeugt sich, verbeugte sich, verbeugtet euch, sich verbeugt)
-
Ehre bezeugen verbe
-
buigen (welven; krommen)
biegen; beugen; krümmen; verbeugen; knicken; verneigen; flektieren; hinneigen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen-
sichbeugen verbe
-
sichverbeugen verbe
-
sichverneigen verbe
-
sichvorüberbeugen verbe
-
buigen (krommen; krom buigen)
-
buigen (eerbied tonen)
sich verneigen; sich verbeugen-
sich verneigen verbe (verneige mich, verneigst dich, verneigt sich, verneigte sich, verneigtet euch, sich verneigt)
-
sich verbeugen verbe (verbeuge mich, verbeugst dich, verbeugt sich, verbeugte sich, verbeugtet euch, sich verbeugt)
-
Conjugations for buigen:
o.t.t.
- buig
- buigt
- buigt
- buigen
- buigen
- buigen
o.v.t.
- boog
- boog
- boog
- bogen
- bogen
- bogen
v.t.t.
- heb gebogen
- hebt gebogen
- heeft gebogen
- hebben gebogen
- hebben gebogen
- hebben gebogen
v.v.t.
- had gebogen
- had gebogen
- had gebogen
- hadden gebogen
- hadden gebogen
- hadden gebogen
o.t.t.t.
- zal buigen
- zult buigen
- zal buigen
- zullen buigen
- zullen buigen
- zullen buigen
o.v.t.t.
- zou buigen
- zou buigen
- zou buigen
- zouden buigen
- zouden buigen
- zouden buigen
en verder
- ben gebogen
- bent gebogen
- is gebogen
- zijn gebogen
- zijn gebogen
- zijn gebogen
diversen
- buig!
- buigt!
- gebogen
- buigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for buigen:
Related Definitions for "buigen":
Wiktionary Translations for buigen:
buigen
Cross Translation:
verb
buigen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• buigen | → beugen | ↔ bend — to cause to shape into a curve |
• buigen | → biegen; durchbiegen | ↔ bend — to become curved |
• buigen | → verbiegen; biegen | ↔ curve — bend, crook |
• buigen | → Beweglichkeit; Anpassungsfähigkeit | ↔ flex — the act of flexing |
• buigen | → biegen; knicken | ↔ flex — to bend something |
• buigen | → knien | ↔ kowtow — kneel such that forehead touches ground |
• buigen | → biegen; beugen; flektieren | ↔ courber — rendre courbe. |
• buigen | → biegen; beugen; flektieren | ↔ fléchir — Faire ployer, courber. |
• buigen | → neigen; hinneigen | ↔ incliner — mettre dans une situation oblique, par rapport au plan de l’horizon. |
• buigen | → neigen; beugen; bücken; lehnen; ausgießen; ausschütten | ↔ pencher — Incliner (sens général) |
• buigen | → biegen; beugen; flektieren | ↔ ployer — fléchir, courber. |
bogen:
Conjugations for bogen:
o.t.t.
- boog
- boogt
- boogt
- bogen
- bogen
- bogen
o.v.t.
- boogde
- boogde
- boogde
- boogden
- boogden
- boogden
v.t.t.
- ben gebogen
- bent gebogen
- is gebogen
- zijn gebogen
- zijn gebogen
- zijn gebogen
v.v.t.
- was gebogen
- was gebogen
- was gebogen
- waren gebogen
- waren gebogen
- waren gebogen
o.t.t.t.
- zal bogen
- zult bogen
- zal bogen
- zullen bogen
- zullen bogen
- zullen bogen
o.v.t.t.
- zou bogen
- zou bogen
- zou bogen
- zouden bogen
- zouden bogen
- zouden bogen
diversen
- boog!
- boogt!
- gebogen
- bogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bogen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Bögen | bogen | handbogen; strijkbogen; strijkstokken |
Verb | Related Translations | Other Translations |
rühmen | bogen; zich kunnen beroemen op | de hemel in prijzen; eerbied bewijzen; eren; hemelhoog prijzen; lofprijzen; ophemelen; prijzen; van een prijs voorzien |
sich mit etwas brüsten | bogen; zich kunnen beroemen op |