Summary
Dutch to German: more detail...
- gefascineerd:
- fascineren:
-
Wiktionary:
- fascineren → fazinieren
Dutch
Detailed Translations for gefascineerd from Dutch to German
gefascineerd:
-
gefascineerd (geïntrigeerd; geboeid)
gefasciniert; angekettet; festgebunden; zusammengebunden-
gefasciniert adj
-
angekettet adj
-
festgebunden adj
-
zusammengebunden adj
-
Translation Matrix for gefascineerd:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
angekettet | geboeid; gefascineerd; geïntrigeerd | geboeid; geketend; vastgebonden |
festgebunden | geboeid; gefascineerd; geïntrigeerd | geboeid; vastgebonden |
gefasciniert | geboeid; gefascineerd; geïntrigeerd | |
zusammengebunden | geboeid; gefascineerd; geïntrigeerd | geboeid; vastgebonden |
gefascineerd form of fascineren:
-
fascineren (intrigeren; boeien)
Conjugations for fascineren:
o.t.t.
- fascineer
- fascineert
- fascineert
- fascineren
- fascineren
- fascineren
o.v.t.
- fascineerde
- fascineerde
- fascineerde
- fascineerden
- fascineerden
- fascineerden
v.t.t.
- heb gefascineerd
- hebt gefascineerd
- heeft gefascineerd
- hebben gefascineerd
- hebben gefascineerd
- hebben gefascineerd
v.v.t.
- had gefascineerd
- had gefascineerd
- had gefascineerd
- hadden gefascineerd
- hadden gefascineerd
- hadden gefascineerd
o.t.t.t.
- zal fascineren
- zult fascineren
- zal fascineren
- zullen fascineren
- zullen fascineren
- zullen fascineren
o.v.t.t.
- zou fascineren
- zou fascineren
- zou fascineren
- zouden fascineren
- zouden fascineren
- zouden fascineren
en verder
- ben gefascineerd
- bent gefascineerd
- is gefascineerd
- zijn gefascineerd
- zijn gefascineerd
- zijn gefascineerd
diversen
- fascineer!
- fascineert!
- gefascineerd
- fascinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for fascineren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
faszinieren | boeien; fascineren; intrigeren | obsederen |
fesseln | boeien; fascineren; intrigeren | aandacht vasthouden; aanhouden; arresteren; boeien; buitmaken; gekluisterd zitten; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; obsederen; oppakken; vangen; vastbinden; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen; vastsjorren; vatten |
intrigieren | boeien; fascineren; intrigeren | intrigeren; konkelen; kuipen; obsederen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
intrigieren | intrigerend |
Wiktionary Translations for fascineren:
fascineren
verb
-
iemands aandacht vasthouden
- fascineren → fazinieren