Summary
Dutch to German: more detail...
- gelijkspelen:
- gelijkspel:
-
Wiktionary:
- gelijkspel → Remis, Unentschieden
Dutch
Detailed Translations for gelijkspelen from Dutch to German
gelijkspelen:
-
gelijkspelen (quitte spelen)
gleichstehen-
gleichstehen verbe (stehe gleich, stehst gleich, steht gleich, stand gleich, standet gleich, gleichgestanden)
-
Conjugations for gelijkspelen:
o.t.t.
- speel gelijk
- speelt gelijk
- speelt gelijk
- spelen gelijk
- spelen gelijk
- spelen gelijk
o.v.t.
- speelde gelijk
- speelde gelijk
- speelde gelijk
- speelden gelijk
- speelden gelijk
- speelden gelijk
v.t.t.
- heb gelijkgespeeld
- hebt gelijkgespeeld
- heeft gelijkgespeeld
- hebben gelijkgespeeld
- hebben gelijkgespeeld
- hebben gelijkgespeeld
v.v.t.
- had gelijkgespeeld
- had gelijkgespeeld
- had gelijkgespeeld
- hadden gelijkgespeeld
- hadden gelijkgespeeld
- hadden gelijkgespeeld
o.t.t.t.
- zal gelijkspelen
- zult gelijkspelen
- zal gelijkspelen
- zullen gelijkspelen
- zullen gelijkspelen
- zullen gelijkspelen
o.v.t.t.
- zou gelijkspelen
- zou gelijkspelen
- zou gelijkspelen
- zouden gelijkspelen
- zouden gelijkspelen
- zouden gelijkspelen
diversen
- speel gelijk!
- speelt gelijk!
- gelijkgespeeld
- gelijkspelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for gelijkspelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
gleichstehen | gelijkspelen; quitte spelen | gelijklopen; gelijkstaan; synchroon lopen; synchroon zijn |
Related Words for "gelijkspelen":
gelijkspelen form of gelijkspel:
-
het gelijkspel (remise)
Translation Matrix for gelijkspel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
unentschiedenes Spiel | gelijkspel; remise |
Related Words for "gelijkspel":
Wiktionary Translations for gelijkspel:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gelijkspel | → Remis; Unentschieden | ↔ draw — tie as a result of a game |