Dutch
Detailed Translations for gerelateerd from Dutch to German
gerelateerd:
-
gerelateerd (verwant)
relatiert; stammverwandt; verbunden; alliiert-
relatiert adj
-
stammverwandt adj
-
verbunden adj
-
alliiert adj
-
Translation Matrix for gerelateerd:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
verbunden | gerelateerd; verwant | aaneengesloten; een eenheid vormend; in verband met; samenhangend; verbindend; verbonden; verenigd |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
alliiert | gerelateerd; verwant | geallieerd |
relatiert | gerelateerd; verwant | |
stammverwandt | gerelateerd; verwant | geallieerd; stamverwant |
Wiktionary Translations for gerelateerd:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gerelateerd | → stehend; verwandt; ähnlich | ↔ related — standing in relation or connection |
gerelateerd form of relateren:
-
relateren
Conjugations for relateren:
o.t.t.
- relateer
- relateert
- relateert
- relateren
- relateren
- relateren
o.v.t.
- relateerde
- relateerde
- relateerde
- relateerden
- relateerden
- relateerden
v.t.t.
- ben gerelateerd
- bent gerelateerd
- is gerelateerd
- zijn gerelateerd
- zijn gerelateerd
- zijn gerelateerd
v.v.t.
- was gerelateerd
- was gerelateerd
- was gerelateerd
- waren gerelateerd
- waren gerelateerd
- waren gerelateerd
o.t.t.t.
- zal relateren
- zult relateren
- zal relateren
- zullen relateren
- zullen relateren
- zullen relateren
o.v.t.t.
- zou relateren
- zou relateren
- zou relateren
- zouden relateren
- zouden relateren
- zouden relateren
en verder
- heb gerelateerd
- hebt gerelateerd
- heeft gerelateerd
- hebben gerelateerd
- hebben gerelateerd
- hebben gerelateerd
diversen
- relateer!
- relateert!
- gerelateerd
- relaterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for relateren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
beziehen | relateren | bedekken; bekleden; bespannen; betrekken; opspannen; overtrekken; spannen; stofferen; van bekleding voorzien |
inBeziehungbringen | relateren |