Dutch

Detailed Translations for grens from Dutch to German

grens:

grens [de ~] nom

  1. de grens (limiet; begrenzing)
    die Begrenzung; die Beschränkung; Limit
  2. de grens (rijksgrens; landgrens)
    die Grenze; die Grenzlinie; die Grenzstelle
  3. de grens (grenswaarde; limiet)
    Limit; der Grenzwert; die Grenze
  4. de grens (lijn die de grensscheiding aangeeft; grenslijn)
    die Grenze; die Grenzlinie
  5. de grens (uiterste; limiet)
    Äußerste; Limit; die Grenze
  6. de grens
    die Grenze
  7. de grens
    die Grenze; die Begrenzung

Translation Matrix for grens:

NounRelated TranslationsOther Translations
Begrenzung begrenzing; grens; limiet afrastering; afscherming; begrenzing; beperking; restrictie
Beschränkung begrenzing; grens; limiet beperking; restrictie
Grenze grens; grenslijn; grenswaarde; landgrens; lijn die de grensscheiding aangeeft; limiet; rijksgrens; uiterste grensafsluiting; grensscheiding; kader; lijst; omranding; rand
Grenzlinie grens; grenslijn; landgrens; lijn die de grensscheiding aangeeft; rijksgrens grensscheiding
Grenzstelle grens; landgrens; rijksgrens controlepost; doorlaatpost; grensafsluiting; grensovergang
Grenzwert grens; grenswaarde; limiet grenswaarde
Limit begrenzing; grens; grenswaarde; limiet; uiterste beperking; restrictie
Äußerste grens; limiet; uiterste

Related Words for "grens":


Related Definitions for "grens":

  1. scheidingslijn tussen twee landen1
    • bij de grens liet ik mijn paspoort zien1

Wiktionary Translations for grens:

grens
noun
  1. een al dan niet denkbeeldige scheidingslijn
  2. de raaklijn tussen twee landen
grens
noun
  1. ein Rand eines Raumes und damit ein Trennwert, eine Trennlinie oder Trennfläche

Cross Translation:
FromToVia
grens Grenze; Gemerke border — the line or frontier area separating regions
grens Grenze; Abgrenzung bound — boundary, border of territory
grens Grenze boundary — dividing line or location between two areas
grens Grenze frontier — part of a country that fronts or faces another country or an unsettled region
grens Grenze; Begrenzer limit — boundary
grens Grenze; Ende confinslimite d’un pays, d’un territoire.
grens Grenze; Schranke frontière — Les limites d’un état ou d’une contrée en tant qu’elles le séparer d’un autre état, d’une autre contrée.
grens Begrenzung; Einschränkung; Grenze; Schranke limiterestriction ; point réel fini au-delà duquel on ne doit pas aller.

grenzen:

grenzen verbe (grens, grenst, grensde, grensden, gegrensd)

  1. grenzen (grenzen aan)
    grenzen an; angrenzen; anliegen
    • grenzen an verbe
    • angrenzen verbe (grenze an, grenzt an, grenzte an, grenztet an, angegrenzt)
    • anliegen verbe (liege an, liegst an, liegt an, lag an, lagt an, angelegen)

Conjugations for grenzen:

o.t.t.
  1. grens
  2. grenst
  3. grenst
  4. grenzen
  5. grenzen
  6. grenzen
o.v.t.
  1. grensde
  2. grensde
  3. grensde
  4. grensden
  5. grensden
  6. grensden
v.t.t.
  1. ben gegrensd
  2. bent gegrensd
  3. is gegrensd
  4. zijn gegrensd
  5. zijn gegrensd
  6. zijn gegrensd
v.v.t.
  1. was gegrensd
  2. was gegrensd
  3. was gegrensd
  4. waren gegrensd
  5. waren gegrensd
  6. waren gegrensd
o.t.t.t.
  1. zal grenzen
  2. zult grenzen
  3. zal grenzen
  4. zullen grenzen
  5. zullen grenzen
  6. zullen grenzen
o.v.t.t.
  1. zou grenzen
  2. zou grenzen
  3. zou grenzen
  4. zouden grenzen
  5. zouden grenzen
  6. zouden grenzen
diversen
  1. grens!
  2. grenst!
  3. gegrensd
  4. grenzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

grenzen [de ~] nom, pluriel

  1. de grenzen (limieten)
    die Grenzen

Translation Matrix for grenzen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Grenzen grenzen; limieten
VerbRelated TranslationsOther Translations
angrenzen grenzen; grenzen aan
anliegen grenzen; grenzen aan
grenzen an grenzen; grenzen aan

Related Words for "grenzen":


Wiktionary Translations for grenzen:


Cross Translation:
FromToVia
grenzen grenzen; angrenzen abut — to border on

Related Translations for grens