Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Translate harkten

Translate harkten from Dutch to German

Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. harken:
  2. Wiktionary:

Dutch

Detailed Translations for harkten from Dutch to German

harkten form of harken:

harken verbe (hark, harkt, harkte, harkten, geharkt)

  1. harken
    harken; rechen
    • harken verbe (harke, harkst, harkt, harkte, harktet, geharkt)
    • rechen verbe (reche, rechst, recht, rechte, rechtet, gerecht)

Conjugations for harken:

o.t.t.
  1. hark
  2. harkt
  3. harkt
  4. harken
  5. harken
  6. harken
o.v.t.
  1. harkte
  2. harkte
  3. harkte
  4. harkten
  5. harkten
  6. harkten
v.t.t.
  1. heb geharkt
  2. hebt geharkt
  3. heeft geharkt
  4. hebben geharkt
  5. hebben geharkt
  6. hebben geharkt
v.v.t.
  1. had geharkt
  2. had geharkt
  3. had geharkt
  4. hadden geharkt
  5. hadden geharkt
  6. hadden geharkt
o.t.t.t.
  1. zal harken
  2. zult harken
  3. zal harken
  4. zullen harken
  5. zullen harken
  6. zullen harken
o.v.t.t.
  1. zou harken
  2. zou harken
  3. zou harken
  4. zouden harken
  5. zouden harken
  6. zouden harken
en verder
  3. is geharkt
  6. zijn geharkt
diversen
  1. hark!
  2. harkt!
  5. geharkt
  6. harkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for harken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
harken harken aanharken; bijeenharken
rechen harken aanharken; bijeenharken

Related Words for "harken":


Wiktionary Translations for harken:

Cross Translation:
FromToVia
• harken → harken ↔ râteler — ramasser avec le râteau.







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0249 seconds
Page rendered in 1.0 seconds