Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. heen en weer bewegen:


Dutch

Detailed Translations for heen en weer bewegen from Dutch to German

heen en weer bewegen:

heen en weer bewegen verbe (beweeg heen en weer, beweegt heen en weer, bewoog heen en weer, bewogen heen en weer, heen en weer bewogen)

  1. heen en weer bewegen (schudden)
    stoßen; erschüttern; hin und her bewegen; beben; vibrieren

Conjugations for heen en weer bewegen:

o.t.t.
  1. beweeg heen en weer
  2. beweegt heen en weer
  3. beweegt heen en weer
  4. bewegen heen en weer
  5. bewegen heen en weer
  6. bewegen heen en weer
o.v.t.
  1. bewoog heen en weer
  2. bewoog heen en weer
  3. bewoog heen en weer
  4. bewogen heen en weer
  5. bewogen heen en weer
  6. bewogen heen en weer
v.t.t.
  1. heb heen en weer bewogen
  2. hebt heen en weer bewogen
  3. heeft heen en weer bewogen
  4. hebben heen en weer bewogen
  5. hebben heen en weer bewogen
  6. hebben heen en weer bewogen
v.v.t.
  1. had heen en weer bewogen
  2. had heen en weer bewogen
  3. had heen en weer bewogen
  4. hadden heen en weer bewogen
  5. hadden heen en weer bewogen
  6. hadden heen en weer bewogen
o.t.t.t.
  1. zal heen en weer bewegen
  2. zult heen en weer bewegen
  3. zal heen en weer bewegen
  4. zullen heen en weer bewegen
  5. zullen heen en weer bewegen
  6. zullen heen en weer bewegen
o.v.t.t.
  1. zou heen en weer bewegen
  2. zou heen en weer bewegen
  3. zou heen en weer bewegen
  4. zouden heen en weer bewegen
  5. zouden heen en weer bewegen
  6. zouden heen en weer bewegen
diversen
  1. beweeg heen en weer!
  2. beweegt heen en weer!
  3. heen en weer bewogen
  4. heen en weer bewegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for heen en weer bewegen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
beben heen en weer bewegen; schudden beven; bibberen; klappertanden; kleumen; koulijden; rillen; schudden; sidderen; trillen
erschüttern heen en weer bewegen; schudden aanstoot geven; choqueren; laten schrikken; schokken; shockeren
hin und her bewegen heen en weer bewegen; schudden
stoßen heen en weer bewegen; schudden aanduwen; aanrijden; botsen; direct leiden; een por geven; hengsten; keihard trappen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; porren; rammen; schoppen; stompen; stoten; stoten op; toesteken; toestoten; trappen; trappen geven; vastlopen
vibrieren heen en weer bewegen; schudden beven; bibberen; rillen; sidderen; trillen; vibreren

External Machine Translations:

Related Translations for heen en weer bewegen