Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. heerlijkheden:
  2. heerlijkheid:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for heerlijkheden from Dutch to German

heerlijkheden:

heerlijkheden [de ~] nom, pluriel

  1. de heerlijkheden (lekkere spijzen)
    die Herrlichkeiten; die Köstlichkeiten

Translation Matrix for heerlijkheden:

NounRelated TranslationsOther Translations
Herrlichkeiten heerlijkheden; lekkere spijzen
Köstlichkeiten heerlijkheden; lekkere spijzen

Related Words for "heerlijkheden":


heerlijkheden form of heerlijkheid:

heerlijkheid [de ~ (v)] nom

  1. de heerlijkheid (gelukzaligheid)
    die Herrlichkeit; Glück; die Glückseligkeit; die Wonne; die Köstlichkeit; die Großartigkeit; die Vortrefflichkeit
  2. de heerlijkheid
    die Leckerei; die Köstlichkeit; die Herrlichkeit

Translation Matrix for heerlijkheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Glück gelukzaligheid; heerlijkheid bof; buitenkans; buitenkansje; euforie; fortuin; fortuintje; geluk; geluk hebbend; gelukje; gelukkig toeval; gelukkigheid; heil; het gelukkig-zijn; mazzel; mazzeltje; meevaller; opsteker; succes; tref; voordeel; voorspoed; voorspoedigheid; welbehagen; welslagen; welzijn
Glückseligkeit gelukzaligheid; heerlijkheid blijheid; blijmoedigheid; fortuin; gein; geluk; gelukkigheid; het gelukkig-zijn; jolijt; keet; leut; lol; opgewektheid; plezier; pret; verlossing; vrolijkheid; zaligheid
Großartigkeit gelukzaligheid; heerlijkheid grandeur; grootsheid; indrukwekkendheid; uitnemendheid; voortreffelijkheid; weidsheid
Herrlichkeit gelukzaligheid; heerlijkheid gedragenheid; gezegende toestand; grandeur; grootsheid; heil; indrukwekkendheid; kostelijkheid; luxe; overvloed; plechtigheid; plechtstatigheid; pracht; statigheid; voornaamheid; voorspoed; vormelijkheid; weelde; weelderigheid; wijding; zegen; zegenen; zegening
Köstlichkeit gelukzaligheid; heerlijkheid delicatesse; kostelijkheid; lekkernij; lekkers; tussendoortje; versnapering; zoetigheid
Leckerei heerlijkheid banketbakker; delicatesse; lekkernij; lekkers; liflafje; snoepgoed; snoepjes; suikerbakkerij; tussendoortje; versnapering; zoetigheid
Vortrefflichkeit gelukzaligheid; heerlijkheid perfectie; uitnemendheid; volkomenheid; volmaaktheid; voortreffelijkheid
Wonne gelukzaligheid; heerlijkheid geneugte; genieten; genot; luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid

Related Words for "heerlijkheid":


Wiktionary Translations for heerlijkheid:

heerlijkheid
noun
  1. adellijk grondbezit

Cross Translation:
FromToVia
heerlijkheid appetitlich; kystlich deliciousness — state or quality of being delicious
heerlijkheid Lehenswesen fiefdom — estate controlled by a feudal lord