Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. herkauwen:


Dutch

Detailed Translations for herkauwen from Dutch to German

herkauwen:

herkauwen verbe (herkauw, herkauwt, herkauwde, herkauwden, herkauwd)

  1. herkauwen
    wiederkäuen
    • wiederkäuen verbe (wiederkäue, wiederkäust, wiederkäut, wiederkäute, wiederkäutet, wiederkäut)

Conjugations for herkauwen:

o.t.t.
  1. herkauw
  2. herkauwt
  3. herkauwt
  4. herkauwen
  5. herkauwen
  6. herkauwen
o.v.t.
  1. herkauwde
  2. herkauwde
  3. herkauwde
  4. herkauwden
  5. herkauwden
  6. herkauwden
v.t.t.
  1. heb herkauwd
  2. hebt herkauwd
  3. heeft herkauwd
  4. hebben herkauwd
  5. hebben herkauwd
  6. hebben herkauwd
v.v.t.
  1. had herkauwd
  2. had herkauwd
  3. had herkauwd
  4. hadden herkauwd
  5. hadden herkauwd
  6. hadden herkauwd
o.t.t.t.
  1. zal herkauwen
  2. zult herkauwen
  3. zal herkauwen
  4. zullen herkauwen
  5. zullen herkauwen
  6. zullen herkauwen
o.v.t.t.
  1. zou herkauwen
  2. zou herkauwen
  3. zou herkauwen
  4. zouden herkauwen
  5. zouden herkauwen
  6. zouden herkauwen
diversen
  1. herkauw!
  2. herkauwt!
  3. herkauwd
  4. herkauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for herkauwen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
wiederkäuen herkauwen