Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. huis-aan-huis-verkopen:


Dutch

Detailed Translations for huis-aan-huis-verkopen from Dutch to German

huis-aan-huis-verkopen:

huis-aan-huis-verkopen verbe

  1. huis-aan-huis-verkopen (leuren; venten)
    feilbieten; handeln; anbieten; verkaufen; hausieren
    • feilbieten verbe (feilbiete, feilbietest, feilbietet, feilbot, feilbotet, feilgeboten)
    • handeln verbe (handle, handelst, handelt, handelte, handeltet, gehandelt)
    • anbieten verbe (biete an, bietest an, bietet an, bot an, botet an, angeboten)
    • verkaufen verbe (verkaufe, verkaufst, verkauft, verkaufte, verkauftet, verkauft)
    • hausieren verbe (hausiere, hausierst, hausiert, hausierte, hausiertet, hausiert)

Translation Matrix for huis-aan-huis-verkopen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anbieten huis-aan-huis-verkopen; leuren; venten aanbieden; aanreiken; geven; indienen; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen
feilbieten huis-aan-huis-verkopen; leuren; venten aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; verhandelen; verkopen; voorleggen
handeln huis-aan-huis-verkopen; leuren; venten afdingen; afpingelen; ageren; dingen; doen; een prestatie leveren; functioneren; handel drijven; handelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; presteren; sjacheren; uitrichten; uitvoeren; verhandelen; verkopen; verrichten
hausieren huis-aan-huis-verkopen; leuren; venten huis-aan-huis verkopen
verkaufen huis-aan-huis-verkopen; leuren; venten van de hand doen; verhandelen; verkopen

Related Translations for huis-aan-huis-verkopen