Summary
Dutch to German: more detail...
- hunkeren:
-
Wiktionary:
- hunkeren → begehren, sich ersehnen, sich sehnen
Dutch
Detailed Translations for hunkeren from Dutch to German
hunkeren:
-
hunkeren (sterk verlangen)
erwarten; hoffen; wünschen; herbeisehnen-
herbeisehnen verbe (sehne herbei, sehnst herbei, sehnt herbei, sehnte herbei, sehntet herbei, herbeigesehnt)
Conjugations for hunkeren:
o.t.t.
- hunker
- hunkert
- hunkert
- hunkeren
- hunkeren
- hunkeren
o.v.t.
- hunkerde
- hunkerde
- hunkerde
- hunkerden
- hunkerden
- hunkerden
v.t.t.
- heb gehunkerd
- hebt gehunkerd
- heeft gehunkerd
- hebben gehunkerd
- hebben gehunkerd
- hebben gehunkerd
v.v.t.
- had gehunkerd
- had gehunkerd
- had gehunkerd
- hadden gehunkerd
- hadden gehunkerd
- hadden gehunkerd
o.t.t.t.
- zal hunkeren
- zult hunkeren
- zal hunkeren
- zullen hunkeren
- zullen hunkeren
- zullen hunkeren
o.v.t.t.
- zou hunkeren
- zou hunkeren
- zou hunkeren
- zouden hunkeren
- zouden hunkeren
- zouden hunkeren
diversen
- hunker!
- hunkert!
- gehunkerd
- hunkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for hunkeren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Schmachten | hunkeren; smachten; verlangen | |
Sich sehnen nach | hunkeren; smachten; verlangen | |
Verlangt | hunkeren; smachten; verlangen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
erwarten | hunkeren; sterk verlangen | begeren; tegemoetzien; uitkijken naar; verlangen; verwachten; vooruitzien |
herbeisehnen | hunkeren; sterk verlangen | begeren; dromen; hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen |
hoffen | hunkeren; sterk verlangen | begeren; hopen; op hopen zetten; spinzen; tegemoetzien; uitkijken naar; van hoop vervuld zijn; verlangen; verwachten; vooruitzien |
wünschen | hunkeren; sterk verlangen | begeren; hopen; op hopen zetten; toewensen; verlangen |
Wiktionary Translations for hunkeren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hunkeren | → begehren | ↔ covet — to wish for with eagerness |
• hunkeren | → sich ersehnen; sich sehnen | ↔ soupirer — pousser des soupirs. |