Dutch
Detailed Translations for inbrengen from Dutch to German
inbrengen:
-
inbrengen (geld opleveren)
-
inbrengen (invoegen)
einfügen; einstechen; hineinstecken; fugen; einschalten; einblenden-
hineinstecken verbe (stecke hinein, steckst hinein, steckt hinein, steckte hinein, stecktet hinein, hineingesteckt)
-
fugen verbe
-
einschalten verbe (schalte ein, schaltest ein, schaltet ein, schaltete ein, schaltetet ein, eingeschaltet)
-
einblenden verbe
-
inbrengen (invoegen)
-
inbrengen (doen in; instoppen; indoen)
-
inbrengen (iets in te brengen hebben; bijdragen)
-
inbrengen (iets in te brengen hebben)
einbringen; einführen; vorbringen; entgegnen; einfädeln; introduzieren; entgegenhalten-
introduzieren verbe (introduziere, introduzierst, introduziert, introduzierte, introduziertet, introduziert)
-
entgegenhalten verbe
Conjugations for inbrengen:
o.t.t.
- breng in
- brengt in
- brengt in
- brengen in
- brengen in
- brengen in
o.v.t.
- bracht in
- bracht in
- bracht in
- brachten in
- brachten in
- brachten in
v.t.t.
- heb ingebracht
- hebt ingebracht
- heeft ingebracht
- hebben ingebracht
- hebben ingebracht
- hebben ingebracht
v.v.t.
- had ingebracht
- had ingebracht
- had ingebracht
- hadden ingebracht
- hadden ingebracht
- hadden ingebracht
o.t.t.t.
- zal inbrengen
- zult inbrengen
- zal inbrengen
- zullen inbrengen
- zullen inbrengen
- zullen inbrengen
o.v.t.t.
- zou inbrengen
- zou inbrengen
- zou inbrengen
- zouden inbrengen
- zouden inbrengen
- zouden inbrengen
en verder
- is ingebracht
diversen
- breng in!
- brengt in!
- ingebracht
- inbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het inbrengen (erin brengen)
Translation Matrix for inbrengen:
External Machine Translations: