Dutch
Detailed Translations for inhuldigen from Dutch to German
inhuldigen:
-
inhuldigen (plechtig bevestigen; inaugureren; inwijden)
einsetzen; inaugurieren; einsegnen-
inaugurieren verbe (inauguriere, inaugurierst, inauguriert, inaugurierte, inauguriertet, inauguriert)
Conjugations for inhuldigen:
o.t.t.
- huldig in
- huldigt in
- huldigt in
- huldigen in
- huldigen in
- huldigen in
o.v.t.
- huldigde in
- huldigde in
- huldigde in
- huldigden in
- huldigden in
- huldigden in
v.t.t.
- heb ingehuldigd
- hebt ingehuldigd
- heeft ingehuldigd
- hebben ingehuldigd
- hebben ingehuldigd
- hebben ingehuldigd
v.v.t.
- had ingehuldigd
- had ingehuldigd
- had ingehuldigd
- hadden ingehuldigd
- hadden ingehuldigd
- hadden ingehuldigd
o.t.t.t.
- zal inhuldigen
- zult inhuldigen
- zal inhuldigen
- zullen inhuldigen
- zullen inhuldigen
- zullen inhuldigen
o.v.t.t.
- zou inhuldigen
- zou inhuldigen
- zou inhuldigen
- zouden inhuldigen
- zouden inhuldigen
- zouden inhuldigen
en verder
- ben ingehuldigd
- bent ingehuldigd
- is ingehuldigd
- zijn ingehuldigd
- zijn ingehuldigd
- zijn ingehuldigd
diversen
- huldig in!
- huldigt in!
- ingehuldigd
- inhuldigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze