Dutch

Detailed Translations for inhuren from Dutch to German

inhuren:

inhuren verbe (huur in, huurt in, huurde in, huurden in, ingehuurd)

  1. inhuren (in dienst nemen; aannemen; aantrekken)
    anstellen; einstellen; engagieren; anheuern; anziehen
    • anstellen verbe (stelle an, stellst an, stellt an, stellte an, stelltet an, angestellt)
    • einstellen verbe (r, stellst ein, stellt ein, stellte ein, stelltet ein, eingestellt)
    • engagieren verbe (engagiere, engagierst, engagiert, engagierte, engagiertet, engagiert)
    • anheuern verbe (heuere an, heuerst an, heuert an, heuerte an, heuertet an, angeheuert)
    • anziehen verbe (ziehe an, ziehst an, zieht an, zog an, zogt an, angezogen)

Conjugations for inhuren:

o.t.t.
  1. huur in
  2. huurt in
  3. huurt in
  4. huren in
  5. huren in
  6. huren in
o.v.t.
  1. huurde in
  2. huurde in
  3. huurde in
  4. huurden in
  5. huurden in
  6. huurden in
v.t.t.
  1. heb ingehuurd
  2. hebt ingehuurd
  3. heeft ingehuurd
  4. hebben ingehuurd
  5. hebben ingehuurd
  6. hebben ingehuurd
v.v.t.
  1. had ingehuurd
  2. had ingehuurd
  3. had ingehuurd
  4. hadden ingehuurd
  5. hadden ingehuurd
  6. hadden ingehuurd
o.t.t.t.
  1. zal inhuren
  2. zult inhuren
  3. zal inhuren
  4. zullen inhuren
  5. zullen inhuren
  6. zullen inhuren
o.v.t.t.
  1. zou inhuren
  2. zou inhuren
  3. zou inhuren
  4. zouden inhuren
  5. zouden inhuren
  6. zouden inhuren
en verder
  1. ben ingehuurd
  2. bent ingehuurd
  3. is ingehuurd
  4. zijn ingehuurd
  5. zijn ingehuurd
  6. zijn ingehuurd
diversen
  1. huur in!
  2. huurt in!
  3. ingehuurd
  4. inhurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inhuren [znw.] nom

  1. inhuren (in dienst nemen; huren)
    Anstellen; Anheuern
  2. inhuren (huren van persoon)
    Engagieren; Einstellen

Translation Matrix for inhuren:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anheuern huren; in dienst nemen; inhuren aanmonsteren; aanmonstering
Anstellen huren; in dienst nemen; inhuren
Einstellen huren van persoon; inhuren aanpassing; afstellen; afstemmen; bijstelling; het plaatsen; inregelen; instellen; plaatsing; regelen
Engagieren huren van persoon; inhuren
VerbRelated TranslationsOther Translations
anheuern aannemen; aantrekken; in dienst nemen; inhuren aanmelden; aanmonsteren; inschrijven
anstellen aannemen; aantrekken; in dienst nemen; inhuren afdekken; afruimen; opruimen
anziehen aannemen; aantrekken; in dienst nemen; inhuren aandoen; aandraaien; aankleden; aanschroeven; aantrekken; door draaien vastmaken; omhoogkomen; omhoogtrekken; opstijgen; opvliegen; vastschroeven
einstellen aannemen; aantrekken; in dienst nemen; inhuren aanstellen; afbestellen; afgelasten; afstellen; afstemmen; afzeggen; annuleren; benoemen; bewaren; deponeren; detacheren; halt houden; het werk neerleggen als protest; installeren; instellen; intrekken; leggen; neerleggen; neerzetten; nietig verklaren; onderuit halen; opzij leggen; plaatsen; staken; stationeren; stoppen; tewerkstellen; uitzenden; wegzetten; werkonderbreken; zetten
engagieren aannemen; aantrekken; in dienst nemen; inhuren detacheren; engageren; inviteren; partij kiezen; tewerkstellen; uitnodigen; uitzenden; verbintenis aangaan
ModifierRelated TranslationsOther Translations
anstellen aanstellerig; dikdoenerig; gekunsteld