Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. innaaien:


Dutch

Detailed Translations for innaaien from Dutch to German

innaaien:

innaaien verbe (naai in, naait in, naaide in, naaiden in, ingenaaid)

  1. innaaien
    einnähen
    • einnähen verbe (nähe ein, nähst ein, näht ein, nähte ein, nähtet ein, eingenäht)

Conjugations for innaaien:

o.t.t.
  1. naai in
  2. naait in
  3. naait in
  4. naaien in
  5. naaien in
  6. naaien in
o.v.t.
  1. naaide in
  2. naaide in
  3. naaide in
  4. naaiden in
  5. naaiden in
  6. naaiden in
v.t.t.
  1. heb ingenaaid
  2. hebt ingenaaid
  3. heeft ingenaaid
  4. hebben ingenaaid
  5. hebben ingenaaid
  6. hebben ingenaaid
v.v.t.
  1. had ingenaaid
  2. had ingenaaid
  3. had ingenaaid
  4. hadden ingenaaid
  5. hadden ingenaaid
  6. hadden ingenaaid
o.t.t.t.
  1. zal innaaien
  2. zult innaaien
  3. zal innaaien
  4. zullen innaaien
  5. zullen innaaien
  6. zullen innaaien
o.v.t.t.
  1. zou innaaien
  2. zou innaaien
  3. zou innaaien
  4. zouden innaaien
  5. zouden innaaien
  6. zouden innaaien
en verder
  1. ben er ingenaaid
  2. bent er ingenaaid
  3. is er ingenaaid
  4. zijn er ingenaaid
  5. zijn er ingenaaid
  6. zijn er ingenaaid
diversen
  1. naai in!
  2. naait in!
  3. ingenaaid
  4. innaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for innaaien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
einnähen innaaien borduren; inborduren