Dutch
Detailed Translations for inpekelen from Dutch to German
inpekelen:
-
inpekelen (opzouten; inmaken; inzouten)
einsalzen; einpökeln; einlegen; konservieren; einmachen; einkochen-
konservieren verbe (konserviere, konservierst, konserviert, konservierte, konserviertet, konserviert)
Conjugations for inpekelen:
o.t.t.
- pekel in
- pekelt in
- pekelt in
- pekelen in
- pekelen in
- pekelen in
o.v.t.
- pekelde in
- pekelde in
- pekelde in
- pekelden in
- pekelden in
- pekelden in
v.t.t.
- heb ingepekeld
- hebt ingepekeld
- heeft ingepekeld
- hebben ingepekeld
- hebben ingepekeld
- hebben ingepekeld
v.v.t.
- had ingepekeld
- had ingepekeld
- had ingepekeld
- hadden ingepekeld
- hadden ingepekeld
- hadden ingepekeld
o.t.t.t.
- zal inpekelen
- zult inpekelen
- zal inpekelen
- zullen inpekelen
- zullen inpekelen
- zullen inpekelen
o.v.t.t.
- zou inpekelen
- zou inpekelen
- zou inpekelen
- zouden inpekelen
- zouden inpekelen
- zouden inpekelen
en verder
- ben ingepekeld
- bent ingepekeld
- is ingepekeld
- zijn ingepekeld
- zijn ingepekeld
- zijn ingepekeld
diversen
- pekel in!
- pekelt in!
- ingepekeld
- inpekelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze