Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. komen aanvaren:


Dutch

Detailed Translations for komen aanvaren from Dutch to German

komen aanvaren:

komen aanvaren verbe (kom aanvaren, komt aanvaren, kwam aanvaren, kwamen aanvaren, komen aanvaren)

  1. komen aanvaren

Conjugations for komen aanvaren:

o.t.t.
  1. kom aanvaren
  2. komt aanvaren
  3. komt aanvaren
  4. komen aanvaren
  5. komen aanvaren
  6. komen aanvaren
o.v.t.
  1. kwam aanvaren
  2. kwam aanvaren
  3. kwam aanvaren
  4. kwamen aanvaren
  5. kwamen aanvaren
  6. kwamen aanvaren
v.t.t.
  1. ben komen aanvaren
  2. bent komen aanvaren
  3. is komen aanvaren
  4. zijn komen aanvaren
  5. zijn komen aanvaren
  6. zijn komen aanvaren
v.v.t.
  1. was komen aanvaren
  2. was komen aanvaren
  3. was komen aanvaren
  4. waren komen aanvaren
  5. waren komen aanvaren
  6. waren komen aanvaren
o.t.t.t.
  1. zal komen aanvaren
  2. zult komen aanvaren
  3. zal komen aanvaren
  4. zullen komen aanvaren
  5. zullen komen aanvaren
  6. zullen komen aanvaren
o.v.t.t.
  1. zou komen aanvaren
  2. zou komen aanvaren
  3. zou komen aanvaren
  4. zouden komen aanvaren
  5. zouden komen aanvaren
  6. zouden komen aanvaren
diversen
  1. kom aanvaren!
  2. komt aanvaren!
  3. komen aanvaren
  4. komende aanvaren
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

komen aanvaren [znw.] nom

  1. komen aanvaren
    Anfahren

Translation Matrix for komen aanvaren:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anfahren komen aanvaren afsnauwen; uitvallen tegen
VerbRelated TranslationsOther Translations
angefahren kommen komen aanvaren komen aanrijden

Related Translations for komen aanvaren