Dutch

Detailed Translations for kruimel from Dutch to German

kruimel:

kruimel [de ~ (m)] nom

  1. de kruimel
    der Krümel; Körnchen

Translation Matrix for kruimel:

NounRelated TranslationsOther Translations
Krümel kruimel kruimeltje
Körnchen kruimel grein; greintjes; korrel; korreltje; korreltjes; kruimeltje

Related Words for "kruimel":


Wiktionary Translations for kruimel:


Cross Translation:
FromToVia
kruimel Brosame; Brösel; Krümel crumb — small piece of biscuit, cake, etc
kruimel Krümel; Brösel crumb — (figurative) small amount
kruimel Krümel miette — Une des petites parties qui tombent du pain quand on le coupe, ou qui restent quand on a mangé

kruimel form of kruimelen:

kruimelen verbe (kruimel, kruimelt, kruimelde, kruimelden, gekruimeld)

  1. kruimelen (brokkelen)
    bröckeln; verkrümeln; zerbröseln; zerbröckeln; zerkrümeln; sich krümeln
    • bröckeln verbe (bröckele, bröckelst, bröckelt, bröckelte, bröckeltet, gebröckelt)
    • verkrümeln verbe (verkrümele, verkrümelst, verkrümelt, verkrümelte, verkrümeltet, verkrümelt)
    • zerbröseln verbe (zerbrösele, zerbröselst, zerbröselt, zerbröselte, zerbröseltet, zerbröselt)
    • zerbröckeln verbe (zerbröckele, zerbröckelst, zerbröckelt, zerbröckelte, zerbröckeltet, zerbröckelt)
    • zerkrümeln verbe (zerkrümele, zerkrümelst, zerkrümelt, zerkrümelte, zerkrümeltet, zerkrümelt)
    • sich krümeln verbe (krümele mich, krümelst dich, krümelt sich, krümelte sich, krümeltet euch, sich gekrümelt)

Conjugations for kruimelen:

o.t.t.
  1. kruimel
  2. kruimelt
  3. kruimelt
  4. kruimelen
  5. kruimelen
  6. kruimelen
o.v.t.
  1. kruimelde
  2. kruimelde
  3. kruimelde
  4. kruimelden
  5. kruimelden
  6. kruimelden
v.t.t.
  1. heb gekruimeld
  2. hebt gekruimeld
  3. heeft gekruimeld
  4. hebben gekruimeld
  5. hebben gekruimeld
  6. hebben gekruimeld
v.v.t.
  1. had gekruimeld
  2. had gekruimeld
  3. had gekruimeld
  4. hadden gekruimeld
  5. hadden gekruimeld
  6. hadden gekruimeld
o.t.t.t.
  1. zal kruimelen
  2. zult kruimelen
  3. zal kruimelen
  4. zullen kruimelen
  5. zullen kruimelen
  6. zullen kruimelen
o.v.t.t.
  1. zou kruimelen
  2. zou kruimelen
  3. zou kruimelen
  4. zouden kruimelen
  5. zouden kruimelen
  6. zouden kruimelen
diversen
  1. kruimel!
  2. kruimelt!
  3. gekruimeld
  4. kruimelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kruimelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bröckeln brokkelen; kruimelen verbrokkelen; verkruimelen
sich krümeln brokkelen; kruimelen
verkrümeln brokkelen; kruimelen verbrokkelen; verdoen; verkruimelen; verspillen
zerbröckeln brokkelen; kruimelen verbrokkelen; verkruimelen
zerbröseln brokkelen; kruimelen verbrokkelen; verkruimelen
zerkrümeln brokkelen; kruimelen verbrokkelen; verkruimelen

Related Words for "kruimelen":


Wiktionary Translations for kruimelen: