Summary
Dutch to German: more detail...
- langsgekomen:
- langskomen:
-
Wiktionary:
- langskomen → vorbeikommen
Dutch
Detailed Translations for langsgekomen from Dutch to German
langsgekomen:
-
langsgekomen (binnengevallen)
Translation Matrix for langsgekomen:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
unerwartet zum Besuch gekommen | binnengevallen; langsgekomen | |
vorbeigekommen | binnengevallen; langsgekomen |
langsgekomen form of langskomen:
-
langskomen (op bezoek komen; bezoeken; voorbijkomen; opzoeken; inlopen; aankomen)
besuchen; vorbeikommen-
vorbeikommen verbe (komme vorbei, kommst vorbei, kommt vorbei, kam vorbei, kamt vorbei, verbeigekommen)
-
langskomen (op visite gaan; bezoeken; voorbijkomen; iemand opzoeken; langsgaan; aankomen)
besuchen; auf Besuch gehen; vorbeikommen; aufsuchen; vorüberkommen-
auf Besuch gehen verbe
-
vorbeikommen verbe (komme vorbei, kommst vorbei, kommt vorbei, kam vorbei, kamt vorbei, verbeigekommen)
-
vorüberkommen verbe (komme vorüber, kommst vorüber, kommt vorüber, kam vorüber, kamet vorüber, vorübergekommen)
Conjugations for langskomen:
o.t.t.
- kom langs
- komt langs
- komt langs
- komen langs
- komen langs
- komen langs
o.v.t.
- kwam langs
- kwam langs
- kwam langs
- kwamen langs
- kwamen langs
- kwamen langs
v.t.t.
- ben langsgekomen
- bent langsgekomen
- is langsgekomen
- zijn langsgekomen
- zijn langsgekomen
- zijn langsgekomen
v.v.t.
- was langsgekomen
- was langsgekomen
- was langsgekomen
- waren langsgekomen
- waren langsgekomen
- waren langsgekomen
o.t.t.t.
- zal langskomen
- zult langskomen
- zal langskomen
- zullen langskomen
- zullen langskomen
- zullen langskomen
o.v.t.t.
- zou langskomen
- zou langskomen
- zou langskomen
- zouden langskomen
- zouden langskomen
- zouden langskomen
diversen
- kom langs!
- komt langs!
- langsgekomen
- langskomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for langskomen:
Wiktionary Translations for langskomen:
langskomen
verb
-
voorbijgaan
- langskomen → vorbeikommen
-
langsgaan, op bezoek komen
- langskomen → vorbeikommen