Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. laten hobbelen:


Dutch

Detailed Translations for laten hobbelen from Dutch to German

laten hobbelen:

laten hobbelen verbe (laat hobbelen, liet hobbelen, lieten hobbelen, laten hobbelen)

  1. laten hobbelen
    schaukeln; schaukeln lassen

Conjugations for laten hobbelen:

o.t.t.
  1. laat hobbelen
  2. laat hobbelen
  3. laat hobbelen
  4. laten hobbelen
  5. laten hobbelen
  6. laten hobbelen
o.v.t.
  1. liet hobbelen
  2. liet hobbelen
  3. liet hobbelen
  4. lieten hobbelen
  5. lieten hobbelen
  6. lieten hobbelen
v.t.t.
  1. heb laten hobbelen
  2. hebt laten hobbelen
  3. heeft laten hobbelen
  4. hebben laten hobbelen
  5. hebben laten hobbelen
  6. hebben laten hobbelen
v.v.t.
  1. had laten hobbelen
  2. had laten hobbelen
  3. had laten hobbelen
  4. hadden laten hobbelen
  5. hadden laten hobbelen
  6. hadden laten hobbelen
o.t.t.t.
  1. zal laten hobbelen
  2. zult laten hobbelen
  3. zal laten hobbelen
  4. zullen laten hobbelen
  5. zullen laten hobbelen
  6. zullen laten hobbelen
o.v.t.t.
  1. zou laten hobbelen
  2. zou laten hobbelen
  3. zou laten hobbelen
  4. zouden laten hobbelen
  5. zouden laten hobbelen
  6. zouden laten hobbelen
diversen
  1. laat hobbelen!
  2. laat hobbelen!
  3. laten hobbelen
  4. hobbelen latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for laten hobbelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
schaukeln laten hobbelen afdekken; afruimen; deinen; dobberen; flikken; golven; heen en weer zwaaien; iemand iets flikken; lappen; leveren; opruimen; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegelen; wiegen
schaukeln lassen laten hobbelen

Related Translations for laten hobbelen