Dutch

Detailed Translations for levendigheid from Dutch to German

levendigheid:

levendigheid [de ~ (v)] nom

  1. de levendigheid (drukte; vrolijkheid; opgewektheid)
    die Lebhaftigkeit; die Beweglichkeit
  2. de levendigheid
    die Lebhaftigkeit

Translation Matrix for levendigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Beweglichkeit beweeglijkheid; drukte; levendigheid; opgewektheid; vrolijkheid beweegbaarheid; draagbaarheid; kunnen bewegen; verplaatsbaarheid
Lebhaftigkeit beweeglijkheid; drukte; levendigheid; opgewektheid; vrolijkheid beroering; blijheid; blijmoedigheid; drukte; geraas; heibel; heksenketel; jolijt; jool; keet; lawaai; leven; lol; opgewektheid; opschudding; pandemonium; plezier; pretmakerij; rumoer; temperament; tumult; vrolijkheid; vurigheid

Related Words for "levendigheid":


Wiktionary Translations for levendigheid:


Cross Translation:
FromToVia
levendigheid Courage; Mumm spunk — courage; spirit; mettle; determination

levendigheid form of levendig:


Translation Matrix for levendig:

VerbRelated TranslationsOther Translations
energisch doortasten
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
aktiv actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; levendig actief; bedrijvig; bezig; druk
OtherRelated TranslationsOther Translations
energisch flink
ModifierRelated TranslationsOther Translations
agitiert geagiteerd; levendig; verhit gepikeerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; misnoegd; ontstemd; wrevelig
aufgebracht geagiteerd; levendig; verhit bitter; boos; furieus; gebelgd; gekwetst; gepassioneerd; gepikeerd; geprikkeld; giftig; hartstochtelijk; heftig; kwaad; met hevige passie; misnoegd; nijdig; ontevreden; ontstemd; razend; spinnijdig; toornig; verontwaardigd; verstoord; vertoornd; vurig; woedend; woest; wrevelig; zeer boos; ziedend
aufgeregt geagiteerd; levendig; verhit boos; furieus; gebelgd; geil; gekwetst; gepassioneerd; gepikeerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; hartstochtelijk; heet; heftig; hitsig; kwaad; met hevige passie; misnoegd; nijdig; ontstemd; opgewonden; razend; seksueel opgewonden; spinnijdig; toornig; verontwaardigd; verstoord; vertoornd; vurig; woest; wrevelig; ziedend
aufgeweckt energiek; geagiteerd; geanimeerd; levendig; verhit; vief; vol fut ad rem; adrem; alert; bijdehand; briljant; clever; gevat; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; leuk om te zien; oplettend; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slagvaardig; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk; wakker
ausgelassen blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig dartel; druk; drukpratend; geanimeerd; gerust; goed geluimd; grappig; humoristisch; kluchtig; koddig; komiek; komisch; leuk; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; roezemoezig; speels; stoeiziek; uitbundig; uitgelaten; welgestemd; zorgeloos
begeistert blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bevlogen; bezield; blij; dolblij; enthousiast; geestdriftig; geil; gepassioneerd; goed geluimd; hartstochtelijk; heet; heftig; hitsig; inblij; met hevige passie; ontzettend blij; opgetogen; opgewekt; opgewonden; seksueel opgewonden; verblijd; verheugd; vurig; welgestemd
beweglich actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; levendig beweegbaar; los; mobiel; roerend; verplaatsbaar; verzetbaar
energisch energiek; geanimeerd; levendig; vief; vol fut beslist; besluitvaardig; daadkrachtig; doortastend; drastisch; dynamisch; energiek; ferm; gedecideerd; geducht; in hoge mate; kordaat; krachtdadig; krachtig; resoluut; standvastig; sterk; vastberaden; voortvarend
erhitzt geagiteerd; levendig; verhit gepikeerd; geprikkeld; koortsig; misnoegd; nerveus; onrustig; ontstemd; verhit; wrevelig
erregt geagiteerd; levendig; verhit aangebrand; erg; fel; geil; gepassioneerd; gepikeerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; hartstochtelijk; heet; heetbloedig; heethoofdig; heftig; hevig; hitsig; krachtig; met hevige passie; misnoegd; ontstemd; opgewonden; pissig; prikkelbaar; seksueel opgewonden; verhit; vurig; wrevelig
feurig geagiteerd; levendig; verhit brandend; erg; fel; fonkelend; geil; gekruid; gepassioneerd; gepeperd; gloedvol; gloeiend; hartig; hartstochtelijk; heet; heetbloedig; heethoofdig; heftig; hevig; hitsig; krachtig; meedogenloos; met hevige passie; opgewonden; pikant; pittig; seksueel opgewonden; stormachtig; temperamentvol; verhit; vlammend; vurig; warm; warmbloedig; wreed
forsch energiek; geanimeerd; levendig; vief; vol fut beslist; besluitvaardig; doortastend; drastisch; ferm; fiks; flink; fors; fysiek sterk; gedecideerd; kordaat; krachtdadig; krachtig; massief; niet hol; potig; resoluut; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; vastberaden
frisch geagiteerd; levendig; verhit bezet; bloeiend; doodgemoedereerd; doodkalm; druk; drukbezet; eigentijds; fleurig; florissant; fris; frisjes; hedendaags; hooggekleurd; kleurig; kleurrijk; koel; luchtig; modern; nieuw; nieuwbakken; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbedorven; onbevlekt; ongebruikt; ongeopend; onschuldig; rein; vers; versgebakken; vlekkeloos
fröhlich blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bevredigd; bezet; blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; dolblij; druk; drukbezet; drukpratend; geanimeerd; gelukzalig; genoeg; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedlachs; inblij; jolig; ontzettend blij; opgetogen; opgewekt; speels; tevreden; uitbundig; uitgelaten; vergenoegd; verrukt; verzadigd; voldaan; vrolijk; welgemoed; welgestemd; zalig; zielsgelukkig
heiter blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bezet; blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; drukpratend; geanimeerd; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; grappig; helder; humoristisch; jolig; klaar; kluchtig; koddig; komiek; komisch; leuk; onbewolkt; opgetogen; opgewekt; speels; uitgelaten; verblijd; verheugd; vrolijk; welgemoed; welgestemd
hitzig geagiteerd; levendig; verhit driftig; erg; fel; geil; gepassioneerd; hartstochtelijk; heet; heetbloedig; heetgebakerd; heftig; hevig; hitsig; koortsig; krachtig; met hevige passie; onbeheerst; onstuimig; opgewonden; seksueel opgewonden; stormachtig; temperamentvol; verhit; verwoed; vurig; warmbloedig
kraftvoll energiek; geanimeerd; levendig; vief; vol fut daadkrachtig; doortastend; drastisch; dynamisch; energiek; ferm; fiks; flink; fysiek sterk; krachtdadig; krachtig; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd
kräftig energiek; geanimeerd; levendig; vief; vol fut betrouwbaar; breed; daadkrachtig; degelijk; deugdelijk; doortastend; drastisch; dynamisch; energiek; erg; fel; ferm; fiks; flink; fors; fysiek sterk; heftig; hevig; krachtdadig; krachtig; massief; met een krachtige uitwerking; niet hol; potig; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; uit de kluiten gewassen
lebendig actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; geagiteerd; geanimeerd; levendig; verhit; vief; vol fut alert; bezet; druk; drukbezet; drukpratend; geanimeerd; oplettend; uitgeslapen; wakker
lebhaft actief; beweeglijk; blij; blijmoedig; dartel; dynamisch; energiek; geagiteerd; geanimeerd; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; verhit; vief; vol fut; vrolijk ad rem; alert; bezet; druk; drukbezet; drukpratend; geanimeerd; goedgehumeurd; goedgeluimd; opgewekt; oplettend; slagvaardig; uitgeslapen; wakker; welgemoed; welgestemd
lustig blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bezet; dartel; druk; drukbezet; drukpratend; geanimeerd; geestig; geinig; goed geluimd; grappig; humoristisch; jolig; kluchtig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig; speels; uiig; uitgelaten; vrolijk; welgestemd
munter actief; beweeglijk; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; dynamisch; energiek; fideel; fleurig; geagiteerd; geanimeerd; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; verhit; vief; vol fut; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig alert; bezet; blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; drukpratend; geanimeerd; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; hooggekleurd; opgetogen; opgewekt; oplettend; speels; uitgeslapen; verblijd; verheugd; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd
quick actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; geagiteerd; levendig; verhit ad rem; alert; bezet; druk; drukbezet; drukpratend; geanimeerd; oplettend; slagvaardig; uitgeslapen; wakker
schlagfertig energiek; geanimeerd; levendig; vief; vol fut ad rem; adrem; bijdehand; clever; gevat; gis; kien; pienter; raak; schrander; slagvaardig; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; wakker
tüchtig geagiteerd; levendig; verhit bedreven; behendig; behoorlijk; bekwaam; betrouwbaar; bitter teleurgesteld; briljant; danig; degelijk; deugdelijk; duchtig; gedegen; geoefend; handig; ingenieus; intelligent; knap; kundig; kunstig; vaardig; van goede hoedanigheid; verbitterd; vindingrijk

Related Words for "levendig":

  • levendigheid, levendiger, levendigere, levendigst, levendigste, levendige

Antonyms for "levendig":


Related Definitions for "levendig":

  1. beweeglijk, druk en opgewekt1
    • hij zat levendig te praten1

Wiktionary Translations for levendig:


Cross Translation:
FromToVia
levendig lebendig alive — in a state of action
levendig lebhaft bright — vivid
levendig vital; rege; lebhaft brisk — full of liveliness and activity
levendig lebhaft lively — full of life
levendig lebendig sassy — lively
levendig lebendig; lebhaft; lebenssprühend; kräftig vibrant — Lively and vigorous
levendig aufgeweckt; flink; frisch; gewandt; hurtig; munter; wach; aktiv; tätig; geschäftig; unternehmend; werktätig; berufstätig; arbeitend; rührig; emsig; wirksam; zum Besitztum gehörend; zu den Aktiva gehörend; Aktiv-; agil; rege actif — Qui agir ou qui a la vertu d’agir.
levendig aufgeweckt; flink; frisch; gewandt; hurtig; munter; wach vigilant — Qui veille avec attention.
levendig lebend; belebt; lebendig; lebhaft; lebensvoll vivant — Qui douer de vie.