Dutch
Detailed Translations for loot from Dutch to German
loot:
Translation Matrix for loot:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Reis | loot; takje; twijg | rijst |
Schößling | loot; scheut; spruit; stekje | |
Sproß | loot; scheut; spruit; stekje | afstammeling; nakomeling; rank; ranken; telg; uitloper |
Sprößling | loot; scheut; spruit; stekje | afstammeling; dreumes; hummel; jochie; jonge plant; klein jongetje; klein kind; kleintje; nakomeling; peuter; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; telg; uk; worm; wurm |
Trieb | loot; scheut; spruit; stekje | aandrift; drift; drijven van vee; genoegen; genot; instinct; jonge plant; jool; leut; lust; plantestekje; plezier; pret; rank; ranken; scheut; schoot; seksuele begeerte; spruit; stek; voortgedreven vee |
junger Zweig | loot; takje; twijg |
Related Words for "loot":
loten:
-
loten (verloten)
Conjugations for loten:
o.t.t.
- loot
- loot
- loot
- loten
- loten
- loten
o.v.t.
- lootte
- lootte
- lootte
- lootten
- lootten
- lootten
v.t.t.
- heb geloot
- hebt geloot
- heeft geloot
- hebben geloot
- hebben geloot
- hebben geloot
v.v.t.
- had geloot
- had geloot
- had geloot
- hadden geloot
- hadden geloot
- hadden geloot
o.t.t.t.
- zal loten
- zult loten
- zal loten
- zullen loten
- zullen loten
- zullen loten
o.v.t.t.
- zou loten
- zou loten
- zou loten
- zouden loten
- zouden loten
- zouden loten
diversen
- loot!
- loot!
- geloot
- lotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for loten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
auslosen | loten; verloten | inloten; uitloten |
verlosen | loten; verloten |