Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. luw:
  2. luwen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for luw from Dutch to German

luw:

luw adj

  1. luw (windluw)

Translation Matrix for luw:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
geschützt luw; windluw afgeschermd; beschermd; beveiligd; beveiligend; met uitsterven bedreigd; verdedigd

Related Words for "luw":

  • luwer, luwere, luwst, luwste, luwe

Wiktionary Translations for luw:

luw
adjective
  1. uit de wind, windstil
  2. redelijk warm, lauw

luw form of luwen:

luwen verbe (luw, luwt, luwde, luwden, geluwd)

  1. luwen (tot bedaren komen; uitwoeden; wegsterven; verflauwen)
    sich beruhigen; sich fassen; sich abkühlen
    • sich beruhigen verbe (beruhige mich, beruhigst dich, beruhigt sich, beruhigte sich, beruhigtet euch, sich beruhigt)
    • sich fassen verbe (fasse mich, faßt dich, faßt sich, faßte sich, faßtet euch, sich gefaßt)

Conjugations for luwen:

o.t.t.
  1. luw
  2. luwt
  3. luwt
  4. luwen
  5. luwen
  6. luwen
o.v.t.
  1. luwde
  2. luwde
  3. luwde
  4. luwden
  5. luwden
  6. luwden
v.t.t.
  1. ben geluwd
  2. bent geluwd
  3. is geluwd
  4. zijn geluwd
  5. zijn geluwd
  6. zijn geluwd
v.v.t.
  1. was geluwd
  2. was geluwd
  3. was geluwd
  4. waren geluwd
  5. waren geluwd
  6. waren geluwd
o.t.t.t.
  1. zal luwen
  2. zult luwen
  3. zal luwen
  4. zullen luwen
  5. zullen luwen
  6. zullen luwen
o.v.t.t.
  1. zou luwen
  2. zou luwen
  3. zou luwen
  4. zouden luwen
  5. zouden luwen
  6. zouden luwen
diversen
  1. luw!
  2. luwt!
  3. geluwd
  4. luwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for luwen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
sich abkühlen luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven
sich beruhigen luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven dempen; matigen; temperen; zich matigen
sich fassen luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven dempen; matigen; temperen; zich matigen

Wiktionary Translations for luwen:

luwen
verb
  1. minder hard gaan waaien, minder hevig worden

Cross Translation:
FromToVia
luwen legen; nachlassen abate — to decrease or become less in strength