Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. maas:
  2. mazen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for maas from Dutch to German

maas:

maas [de ~] nom

  1. de maas
    die Masche

Translation Matrix for maas:

NounRelated TranslationsOther Translations
Masche maas Maas; hechting; stiksel; vasthechting

Related Words for "maas":


Wiktionary Translations for maas:


Cross Translation:
FromToVia
maas Masche; Schlinge maille — cout|fr Chaque boucle que forme le fil, la soie, la laine, etc., dans des tissus plus ou moins lâches, comme les tricots.

maas form of mazen:

mazen verbe (maas, maast, maasde, maasden, gemaasd)

  1. mazen
    stopfen
    • stopfen verbe (stopfe, stopfst, stopft, stopfte, stopftet, gestopft)

Conjugations for mazen:

o.t.t.
  1. maas
  2. maast
  3. maast
  4. mazen
  5. mazen
  6. mazen
o.v.t.
  1. maasde
  2. maasde
  3. maasde
  4. maasden
  5. maasden
  6. maasden
v.t.t.
  1. heb gemaasd
  2. hebt gemaasd
  3. heeft gemaasd
  4. hebben gemaasd
  5. hebben gemaasd
  6. hebben gemaasd
v.v.t.
  1. had gemaasd
  2. had gemaasd
  3. had gemaasd
  4. hadden gemaasd
  5. hadden gemaasd
  6. hadden gemaasd
o.t.t.t.
  1. zal mazen
  2. zult mazen
  3. zal mazen
  4. zullen mazen
  5. zullen mazen
  6. zullen mazen
o.v.t.t.
  1. zou mazen
  2. zou mazen
  3. zou mazen
  4. zouden mazen
  5. zouden mazen
  6. zouden mazen
diversen
  1. maas!
  2. maast!
  3. gemaasd
  4. mazend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for mazen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
stopfen mazen bikken; binnenkrijgen; brassen; breeuwen; bunkeren; consumeren; dichten; eten; gaten dichten; gaten stoppen; ineen duwen; naar binnen werken; nuttigen; onbeschoft eten; opeten; opslokken; proppen; schransen; schrokken; slempen; stoppen; tegoed doen; tot constipatie leiden; tot zich nemen; verorberen; voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten; vreten; zitten proppen; zwelgen

Related Words for "mazen":