Dutch
Detailed Translations for oliën from Dutch to German
oliën:
-
oliën (invetten; smeren; inoliën)
schmieren; ölen; einschmieren; fetten; einfetten; abschmieren-
einschmieren verbe (schmiere ein, schmierst ein, schmiert ein, schmierte ein, schmiertet ein, eingeschmiert)
-
abschmieren verbe (schmiere ab, schmierst ab, schmiert ab, schmierte ab, schmiertet ab, abgeschmiert)
Conjugations for oliën:
o.t.t.
- olie
- oliet
- oliet
- oliën
- oliën
- oliën
o.v.t.
- oliede
- oliede
- oliede
- olieden
- olieden
- olieden
v.t.t.
- ben geolied
- bent geolied
- is geolied
- zijn geolied
- zijn geolied
- zijn geolied
v.v.t.
- was geolied
- was geolied
- was geolied
- waren geolied
- waren geolied
- waren geolied
o.t.t.t.
- zal oliën
- zult oliën
- zal oliën
- zullen oliën
- zullen oliën
- zullen oliën
o.v.t.t.
- zou oliën
- zou oliën
- zou oliën
- zouden oliën
- zouden oliën
- zouden oliën
en verder
- heb geolied
- hebt geolied
- heeft geolied
- hebben geolied
- hebben geolied
- hebben geolied
diversen
- olie!
- oliet!
- geolied
- oliënd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for oliën:
Verb | Related Translations | Other Translations |
abschmieren | inoliën; invetten; oliën; smeren | doorsmeren |
einfetten | inoliën; invetten; oliën; smeren | afreizen; doorsmeren; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken |
einschmieren | inoliën; invetten; oliën; smeren | afreizen; doorsmeren; insmeren; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; viesmaken; vuilmaken; weggaan; wegreizen; wegtrekken |
fetten | inoliën; invetten; oliën; smeren | afreizen; doorsmeren; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken |
schmieren | inoliën; invetten; oliën; smeren | afreizen; doorsmeren; keutelen; kladden; kladderen; kliederen; klodderen; knoeien; morsen; neerkladden; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; vlekken; weggaan; wegreizen; wegtrekken |
ölen | inoliën; invetten; oliën; smeren | afreizen; doorsmeren; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken; zalven |