Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. omklappen:


Dutch

Detailed Translations for omklappen from Dutch to German

omklappen:

omklappen verbe (klap om, klapt om, klapte om, klapten om, omgeklapt)

  1. omklappen
    kippen; umschlagen; kentern
    • kippen verbe (kippe, kippst, kippt, kippte, kipptet, gekippt)
    • umschlagen verbe (schlage um, schlägst um, sclägt um, schlug um, schugt um, umgeschlagen)
    • kentern verbe (kentere, kenterst, kentert, kenterte, kentertet, gekentert)

Conjugations for omklappen:

o.t.t.
  1. klap om
  2. klapt om
  3. klapt om
  4. klappen om
  5. klappen om
  6. klappen om
o.v.t.
  1. klapte om
  2. klapte om
  3. klapte om
  4. klapten om
  5. klapten om
  6. klapten om
v.t.t.
  1. ben omgeklapt
  2. bent omgeklapt
  3. is omgeklapt
  4. zijn omgeklapt
  5. zijn omgeklapt
  6. zijn omgeklapt
v.v.t.
  1. was omgeklapt
  2. was omgeklapt
  3. was omgeklapt
  4. waren omgeklapt
  5. waren omgeklapt
  6. waren omgeklapt
o.t.t.t.
  1. zal omklappen
  2. zult omklappen
  3. zal omklappen
  4. zullen omklappen
  5. zullen omklappen
  6. zullen omklappen
o.v.t.t.
  1. zou omklappen
  2. zou omklappen
  3. zou omklappen
  4. zouden omklappen
  5. zouden omklappen
  6. zouden omklappen
en verder
  1. heb omgeklapt
  2. hebt omgeklapt
  3. heeft omgeklapt
  4. hebben omgeklapt
  5. hebben omgeklapt
  6. hebben omgeklapt
diversen
  1. klap om!
  2. klapt om!
  3. omgeklapt
  4. omklappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omklappen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
kentern omklappen dompen; kantelen; kapseizen; kenteren; kiepen; om het lijf slaan; omkantelen; omslaan; omver kiepen; over een kant vallen
kippen omklappen buitelen; dompen; duikelen; flikkeren; kantelen; kelderen; kiepen; kieperen; omkantelen; omver kiepen; over een kant vallen; overkiepen; tuimelen; vallen
umschlagen omklappen bomen kappen; hakken; houwen; iemand neerslaan; kappen; kapseizen; neerslaan; om het lijf slaan; ombladeren; omhakken; omkeren; omslaan; omverslaan; onderuithalen; plotseling veranderen; vellen; vloeren