Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. oorlog voeren:


Dutch

Detailed Translations for oorlog voeren from Dutch to German

oorlog voeren:

oorlog voeren verbe (voer oorlog, voert oorlog, voerde oorlog, voerden oorlog, oorlog gevoerd)

  1. oorlog voeren
    kämpfen; kriegen
    • kämpfen verbe (kämpfe, kämpfst, kämpft, kämpfte, kämpftet, gekämpft)
    • kriegen verbe (kriege, kriegst, kriegt, kriegte, kriegtet, gekriegt)

Conjugations for oorlog voeren:

o.t.t.
  1. voer oorlog
  2. voert oorlog
  3. voert oorlog
  4. voeren oorlog
  5. voeren oorlog
  6. voeren oorlog
o.v.t.
  1. voerde oorlog
  2. voerde oorlog
  3. voerde oorlog
  4. voerden oorlog
  5. voerden oorlog
  6. voerden oorlog
v.t.t.
  1. heb oorlog gevoerd
  2. hebt oorlog gevoerd
  3. heeft oorlog gevoerd
  4. hebben oorlog gevoerd
  5. hebben oorlog gevoerd
  6. hebben oorlog gevoerd
v.v.t.
  1. had oorlog gevoerd
  2. had oorlog gevoerd
  3. had oorlog gevoerd
  4. hadden oorlog gevoerd
  5. hadden oorlog gevoerd
  6. hadden oorlog gevoerd
o.t.t.t.
  1. zal oorlog voeren
  2. zult oorlog voeren
  3. zal oorlog voeren
  4. zullen oorlog voeren
  5. zullen oorlog voeren
  6. zullen oorlog voeren
o.v.t.t.
  1. zou oorlog voeren
  2. zou oorlog voeren
  3. zou oorlog voeren
  4. zouden oorlog voeren
  5. zouden oorlog voeren
  6. zouden oorlog voeren
diversen
  1. voer oorlog!
  2. voert oorlog!
  3. oorlog gevoerd
  4. oorlog voerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for oorlog voeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
kriegen oorlog voeren grijpen; klauwen; obsederen; pakken; vangen; vatten; verkrijgen; verstrikken; verwerven
kämpfen oorlog voeren bekampen; bestrijden; bevechten; een strijd houden; kampen; kleine gevechten leveren; knokken; matten; met iemand worstelen; schermutselen; strijd voeren; strijden; touwtrekken; vechten; worstelen; zich wringen

Related Translations for oorlog voeren