Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. opdoen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opdeden from Dutch to German

opdeden form of opdoen:

opdoen verbe (doe op, doet op, deed op, deden op, opgedaan)

  1. opdoen (onverlangd krijgen; oplopen)
    auftragen; davontragen; unverlangt bekommen
    • auftragen verbe (trage auf, trägst auf, trägt auf, trug auf, trugt auf, aufgetragen)
    • davontragen verbe (trage davon, trägst davon, trägt davon, trug davon, trugt davon, davongetragen)

Conjugations for opdoen:

o.t.t.
  1. doe op
  2. doet op
  3. doet op
  4. doen op
  5. doen op
  6. doen op
o.v.t.
  1. deed op
  2. deed op
  3. deed op
  4. deden op
  5. deden op
  6. deden op
v.t.t.
  1. heb opgedaan
  2. hebt opgedaan
  3. heeft opgedaan
  4. hebben opgedaan
  5. hebben opgedaan
  6. hebben opgedaan
v.v.t.
  1. had opgedaan
  2. had opgedaan
  3. had opgedaan
  4. hadden opgedaan
  5. hadden opgedaan
  6. hadden opgedaan
o.t.t.t.
  1. zal opdoen
  2. zult opdoen
  3. zal opdoen
  4. zullen opdoen
  5. zullen opdoen
  6. zullen opdoen
o.v.t.t.
  1. zou opdoen
  2. zou opdoen
  3. zou opdoen
  4. zouden opdoen
  5. zouden opdoen
  6. zouden opdoen
en verder
  1. is opgedaan
  2. zijn opgedaan
diversen
  1. doe op!
  2. doet op!
  3. opgedaan
  4. opdoend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opdoen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
auftragen onverlangd krijgen; opdoen; oplopen aan tafel bedienen; afdragen; bedienen; belasten; bevelen; commanderen; decreteren; dicteren; gebieden; gelasten; grootspreken; opdienen; opdissen; opdragen; opscheppen; opsnijden; slijten; snoeven; verordenen; verslijten; verteren; voorschotelen; voorschrijven; voorzetten
davontragen onverlangd krijgen; opdoen; oplopen afvoeren; behalen; bereiken; doordringen; meedragen; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen; penetreren in; verkrijgen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren; winnen
unverlangt bekommen onverlangd krijgen; opdoen; oplopen

Wiktionary Translations for opdoen:

opdoen
verb
  1. op de huid aanbrengen
  2. verkrijgen
opdoen
verb
  1. unsystematisches Suchen, Erhalten und darauf folgendes Benutzen/Verbrauchen

Cross Translation:
FromToVia
opdoen akquirieren; erwerben acquire — to gain, usually by one's own exertions; to get as one's own