Summary
Dutch to German: more detail...
- opdoen:
-
Wiktionary:
- opdoen → auftragen, auftun, auftreiben, ergattern, sammeln
- opdoen → akquirieren, erwerben
Dutch
Detailed Translations for opdeden from Dutch to German
opdeden form of opdoen:
-
opdoen (onverlangd krijgen; oplopen)
Conjugations for opdoen:
o.t.t.
- doe op
- doet op
- doet op
- doen op
- doen op
- doen op
o.v.t.
- deed op
- deed op
- deed op
- deden op
- deden op
- deden op
v.t.t.
- heb opgedaan
- hebt opgedaan
- heeft opgedaan
- hebben opgedaan
- hebben opgedaan
- hebben opgedaan
v.v.t.
- had opgedaan
- had opgedaan
- had opgedaan
- hadden opgedaan
- hadden opgedaan
- hadden opgedaan
o.t.t.t.
- zal opdoen
- zult opdoen
- zal opdoen
- zullen opdoen
- zullen opdoen
- zullen opdoen
o.v.t.t.
- zou opdoen
- zou opdoen
- zou opdoen
- zouden opdoen
- zouden opdoen
- zouden opdoen
en verder
- is opgedaan
- zijn opgedaan
diversen
- doe op!
- doet op!
- opgedaan
- opdoend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opdoen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
auftragen | onverlangd krijgen; opdoen; oplopen | aan tafel bedienen; afdragen; bedienen; belasten; bevelen; commanderen; decreteren; dicteren; gebieden; gelasten; grootspreken; opdienen; opdissen; opdragen; opscheppen; opsnijden; slijten; snoeven; verordenen; verslijten; verteren; voorschotelen; voorschrijven; voorzetten |
davontragen | onverlangd krijgen; opdoen; oplopen | afvoeren; behalen; bereiken; doordringen; meedragen; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen; penetreren in; verkrijgen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren; winnen |
unverlangt bekommen | onverlangd krijgen; opdoen; oplopen |
Wiktionary Translations for opdoen:
opdoen
Cross Translation:
verb
opdoen
-
op de huid aanbrengen
- opdoen → auftragen
-
verkrijgen
- opdoen → auftun; auftreiben; ergattern; sammeln
verb
-
unsystematisches Suchen, Erhalten und darauf folgendes Benutzen/Verbrauchen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opdoen | → akquirieren; erwerben | ↔ acquire — to gain, usually by one's own exertions; to get as one's own |