Dutch
Detailed Translations for opentrappen from Dutch to German
opentrappen:
-
opentrappen
Conjugations for opentrappen:
o.t.t.
- trap open
- trapt open
- trapt open
- trappen open
- trappen open
- trappen open
o.v.t.
- trapte open
- trapte open
- trapte open
- trapten open
- trapten open
- trapten open
v.t.t.
- heb opengetrapt
- hebt opengetrapt
- heeft opengetrapt
- hebben opengetrapt
- hebben opengetrapt
- hebben opengetrapt
v.v.t.
- had opengetrapt
- had opengetrapt
- had opengetrapt
- hadden opengetrapt
- hadden opengetrapt
- hadden opengetrapt
o.t.t.t.
- zal opentrappen
- zult opentrappen
- zal opentrappen
- zullen opentrappen
- zullen opentrappen
- zullen opentrappen
o.v.t.t.
- zou opentrappen
- zou opentrappen
- zou opentrappen
- zouden opentrappen
- zouden opentrappen
- zouden opentrappen
en verder
- is opengetrapt
- zijn opengetrapt
diversen
- trap open!
- trapt open!
- opengetrapt
- opentrappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opentrappen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Auftreten | opentrappen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
auftreten | opentrappen | acteren; een rol vertolken; figureren; fungeren; optreden; optreden als; optreden tegen; performen; spelen; toneelspelen |
eintreten | opentrappen | aan het licht komen; betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan; inschoppen; intrappen; lid worden; oprijzen; rijzen; verschijnen; voor de dag komen; voorbinden; voordoen; zich voltrekken |