Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. opgemonterd:
  2. opmonteren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opgemonterd from Dutch to German

opgemonterd:

opgemonterd adj

  1. opgemonterd (opgevrolijkt)

Translation Matrix for opgemonterd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
aufgekratzt opgemonterd; opgevrolijkt opengekrabd
aufgemuntert opgemonterd; opgevrolijkt opgekikkerd; opgeknapt

Related Words for "opgemonterd":

  • opgemonterde

opgemonterd form of opmonteren:

opmonteren verbe (monter op, montert op, monterde op, monterden op, opgemonterd)

  1. opmonteren (blij maken; opfleuren; vrolijker worden; verkwikken)
    ermuntern; aufmuntern
    • ermuntern verbe (ermuntere, ermunterst, ermuntert, ermunterte, ermuntertet, ermuntert)
    • aufmuntern verbe (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)

Conjugations for opmonteren:

o.t.t.
  1. monter op
  2. montert op
  3. montert op
  4. monteren op
  5. monteren op
  6. monteren op
o.v.t.
  1. monterde op
  2. monterde op
  3. monterde op
  4. monterden op
  5. monterden op
  6. monterden op
v.t.t.
  1. ben opgemonterd
  2. bent opgemonterd
  3. is opgemonterd
  4. zijn opgemonterd
  5. zijn opgemonterd
  6. zijn opgemonterd
v.v.t.
  1. was opgemonterd
  2. was opgemonterd
  3. was opgemonterd
  4. waren opgemonterd
  5. waren opgemonterd
  6. waren opgemonterd
o.t.t.t.
  1. zal opmonteren
  2. zult opmonteren
  3. zal opmonteren
  4. zullen opmonteren
  5. zullen opmonteren
  6. zullen opmonteren
o.v.t.t.
  1. zou opmonteren
  2. zou opmonteren
  3. zou opmonteren
  4. zouden opmonteren
  5. zouden opmonteren
  6. zouden opmonteren
diversen
  1. monter op!
  2. montert op!
  3. opgemonterd
  4. opmonterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opmonteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufmuntern blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden aandrijven; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; bemoedigen; fleurig maken; motiveren; opbeuren; opfleuren; ophitsen; opkikkeren; opknappen; opkrikken; opvrolijken; opwekken; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; uitdagen; uitlokken
ermuntern blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; bemoedigen; bijkomen; fleurig maken; iemand motiveren; motiveren; op adem komen; opfleuren; ophitsen; opjutten; opkrikken; opwekken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; vooruitschoppen

Wiktionary Translations for opmonteren:

opmonteren
verb
  1. opvrolijken, animeren