Dutch
Detailed Translations for opstropen from Dutch to German
opstropen:
-
opstropen (oprollen)
aufrollen; aufwinden; hochkrempeln; aufwickeln-
aufwickeln verbe (wickele auf, wickelst auf, wickelt auf, wickelte auf, wickeltet auf, aufgewickelt)
Conjugations for opstropen:
o.t.t.
- stroop op
- stroopt op
- stroopt op
- stropen op
- stropen op
- stropen op
o.v.t.
- stroopte op
- stroopte op
- stroopte op
- stroopten op
- stroopten op
- stroopten op
v.t.t.
- heb opgestroopt
- hebt opgestroopt
- heeft opgestroopt
- hebben opgestroopt
- hebben opgestroopt
- hebben opgestroopt
v.v.t.
- had opgestroopt
- had opgestroopt
- had opgestroopt
- hadden opgestroopt
- hadden opgestroopt
- hadden opgestroopt
o.t.t.t.
- zal opstropen
- zult opstropen
- zal opstropen
- zullen opstropen
- zullen opstropen
- zullen opstropen
o.v.t.t.
- zou opstropen
- zou opstropen
- zou opstropen
- zouden opstropen
- zouden opstropen
- zouden opstropen
diversen
- stroop op!
- stroopt op!
- opgestroopt
- opstropend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opstropen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
aufrollen | oprollen; opstropen | aansteken; hoger draaien; omhoogdraaien; opdraaien; openrollen; opsteken; sigaret opsteken; verhelpen |
aufwickeln | oprollen; opstropen | haspelen; hoger draaien; omhoogdraaien; op een haspel winden; opdraaien; opklossen; opwikkelen; opwinden; verhelpen |
aufwinden | oprollen; opstropen | haspelen; hijsen; hoger draaien; klossen; lopen met geluid; omhoogdraaien; op een haspel winden; opdraaien; ophijsen; opklossen; opwekken; opwikkelen; opwinden; prikkelen; stimuleren; stommelen |
hochkrempeln | oprollen; opstropen | omhoogkomen; omhoogtrekken; opstijgen; opvliegen; verhelpen |